Na de verschrikkelijke moord op de Franse docent ontstond er in Nederland ophef over het wel of niet moeten maken van ophef. Nauwelijks was het debat op gang gekomen – en het artikel dat ik schreef was nog niet af – of er werden meer verschrikkelijke moorden en bijna-aanslagen gepleegd; een racistische aanval op twee Franse moslima’s, verschrikkelijke moorden door een moslimextremist in Nice bij de kerk, een verijdelde aanslag van een rechtsextremist in Avignon, de moorden door een moslimextremist in Wenen en de aanslag in Kabul waar 35 doden vielen.  

Tot op heden gaat het debat na een aanslag in Nederland steeds over 'afstand nemen'. In rechtse kringen is er steevast een luide groep die moslims oproept om hun 'afkeer' van de aanslagen harder uit te spreken. Dit mechanisme speelt ook op plekken waar beleid gemaakt wordt. Daar wordt vooral naar de verantwoordelijkheid van de moslimgemeenschap verwezen, die zelf meer ‘weerstand’ zou moeten bieden.

Blijkbaar is een diepgaande analyse en gesprek over de vraag waarom dit narratief niet werkt onvoldoende onderdeel van het maatschappelijke gesprek en het is voor mij aanleiding om de pen voor dit artikel opnieuw ter hand te nemen.

De roep om 'massale afkeer' en 'weerstand bieden' valt namelijk in dezelfde categorie als de roep om 'afstand nemen'. Ze staan met elkaar in verbinding zijn en lopen daarom geregeld in het publieke debat door elkaar heen.

Als je aanneemt dat moslims zich moeten uitspreken ga je uit van de collectieve benadering. En als je aanneemt dat die moslims zich weerbaarder moeten opstellen ga je ook uit van een collectieve benadering, gevoed vanuit de idee dat ze dit niet al doen. Beide uitgangspunten doen dus niet alleen een beroep op een collectieve verantwoordelijkheid, maar ook op een collectieve aansprakelijkheid van moslims.

Voorwaarden voor gesprek

Los van het feit dat prominente moslims wel degelijk hun afschuw en medeleven in de media uitspraken, is een analyse van de steeds sterker wordende trend – het voorwaarden stellen aan moslims wanneer zij mee willen doen aan het gesprek – op zijn plaats. De roep om afstand te nemen is namelijk niet alleen meer een roep die direct na een aanslag klinkt. Het is een primaire eis geworden om te mogen spreken.

De eis is tweeledig. Enerzijds is er de vraag of je als moslim überhaupt iets positiefs mag zeggen over de islam. Want is de islam niet inherent gewelddadig, ook al zeg je zelf als moslim van niet? Anderzijds mag je je niet uitspreken over geweld tegen moslims, want hebben zij het niet direct en indirect over zichzelf afgeroepen?

In dit kader is de reactie op de tweet van Denk-kamerlid Tunahan Kuzu illustratief. Hij tweette over een uitzending van Nieuwsuur, waarin de onderdrukking van moslims in China behandeld werd. Hij kreeg vele reacties met als strekking dat dat hij eerst de onthoofding van Samuel Paty moet veroordelen.

Ik werd onlangs in het Nederlands Dagblad geïnterviewd, naar aanleiding van mijn boek De verdragen van de Profeet met de Christenen. Na deze positieve bijdrage aan de dialoog door een moslima ontving de krant de vraag waarom de interviewer mij niet bevraagd had op geweld. En waarom de islam zo positief werd voorgesteld?

De aanname dat 'de islam' inherent gewelddadig is en moslims dus geen ‘recht hebben’ om positieve dingen over islam dan wel geweld tegen moslims te benoemen slaat elke positieve bijdrage van moslims dood.

Deze dynamiek was niet anders toen ik in het praatprogramma Pauw zat vanwege zijn uitspraak dat heilige boeken vaak de bron van geweld zijn. Tijdens het gesprek aan tafel werd ik uit het niets bevraagd over misstanden in Saudi-Arabië.

Mechanisme doorbreken

Een moslim kan eigenlijk nooit iets zeggen over onrecht. Er lijkt vooraf een proces van boetedoening en afstandsverklaring doorlopen te moeten worden. Doe je dat gedwee, dan ben je meestal alsnog 'besmet' met ‘de islam'.

De oproep om afstand te nemen van gruweldaden is niet nieuw, maar het feit deze nog steeds klinkt, na al die talrijke en massale afstandsverklaringen van moslims, ikzelf incluis, laat duidelijk zien dat deze oproep op zichzelf ten principale problematisch is. Het laat ook zien dat al die verklaringen, hashtags en protestlopen niet gezien dan wel vrij snel vergeten worden.

Samuel Paty
Herdenking voor de Franse leerkracht Samuel Paty op 18 oktober 2020. © Siren-Com (Wikimedia CC)

Het is daarom tijd dat het mechanisme achter de vragen – wie mag bepalen wat relevant is en waar moet afschuw over uitgesproken worden – geadresseerd wordt. Ik maak daarbij duidelijk onderscheid tussen enerzijds de moorden en geweldsaanslagen als gebeurtenissen, en anderzijds de onderliggende structuur tot afstand name in de nasleep van die gebeurtenis.

Dat men empathisch reageert, verdriet voelt voor de leraar, de Franse moslima’s, de doden in de kerk en Wenen is een logische menselijke reactie. Het feit dat die empathie bij moslims continu in twijfel wordt getrokken is echter een vorm van ontmenselijking [1]. Deze eis om afstand te nemen is namelijk een verwoording van het gevoel dat moslims van nature geen mededogen bezitten. Dit leidt bijna vanzelf tot de bejegening van moslims als guilty until proven innocent.

Onderscheid tussen collectief en individu

Een ander problematisch denkkader is dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen collectief en individu. Dat leidt tot de aanname dat dat moslims een collectieve verantwoordelijkheid hebben, vervolgens collectieve schuld dragen en tenslotte collectieve straf verdienen. Dit druist in tegen de individuele benadering die normaliter de norm is in de Westerse samenleving, een die gebaseerd is op de rechten van de mens.

De collectieve benadering van moslims leidt ertoe dat het moslimindividu (opnieuw) wordt ontmenselijkt. Immers, bij de collectieve schuld blijft de assumptie in stand dat de islam gewelddadig is totdat het tegendeel bewezen is [2]. Het tegendeel wordt in de optiek van de eiser bewezen door afstand te nemen van de islam.

Zo worden moslims verdeeld in ‘goede moslims’ en ‘slechte moslims’, waarbij goede moslims zich voegen naar de dominante groep, de eigen religieuze identiteit thuislaten, en liberale normen en waarden uitdragen

Anne Dijk

Zo worden moslims verdeeld in ‘goede moslims’ en ‘slechte moslims’, waarbij goede moslims zich voegen naar de dominante groep, de eigen religieuze identiteit thuislaten, en liberale normen en waarden uitdragen. Moslims zijn dus niet inherent menselijk met individuele rechten, maar worden gecategoriseerd in ‘acceptabel/goed’ en ‘radicaal/gevaarlijk’.

Nieuwe norm: moslims vinden geweld niét normaal

Echter, ook de 'goede' moslim blijft altijd verdacht. Zelfs een liberale vorm van islam wordt gezien als potentieel risicovol en een potentiële dreiging voor de veiligheid. Moslims worden daarom in beleid en wetgeving voortdurend gedisciplineerd: geen niqaab dragen, geen burkini, geen luide oproepen tot het gebed, en de immer aanwezige roep op afstand te nemen van het geweld dat uit naam van de religie gepleegd wordt.

Het is tijd dat we dit proces omkeren: de norm moet niet zijn dat moslims zich tegen verschrikkelijk geweld moéten uitspreken. Nee, de norm moet zijn dat men ervan uitgaat dat moslims geweld niet normaal vinden.

Als je als mens geweld van nature verschrikkelijk vindt, hoéf je daar dus geen afstand van te nemen. Als je na een aanslag of incident niets zegt, omdat het geweld je, net als voor zoveel Nederlanders, te veel wordt, is het niet juist om uit te gaan van het adagium 'wie zwijgt stemt toe'.

Moslims zijn moe van het debat

Tegelijkertijd werd ik – toen ik na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo een grote potlodenactie in Utrecht organiseerde – 'naïef’ genoemd (en op straat door een irritante islam-hater achtervolgd).

Toen ik tweemaal bij Pauw aanschoof om mijn afschuw uit te spreken over het gepleegde geweld, werd ik online voor 'Saudi-Arabië pedo-hoer' uitgescholden en werd mij verteld dat ik mijn ‘mond dicht moet houden’. Het is inmiddels duidelijk: wat de moslim ook doet, zowel zwijgen als spreken is niet goed, hoewel er gelukkig ook vele positieve uitzonderingen zijn.

Samuel Paty
Herdenking voor de Franse Samuel Paty op 18 oktober 2020. © Claude Thruong-Ngoc (Wikimedia CC)

In de nasleep van de moord op Samuel Paty zien we dat moslims die voorheen prominent in de media afstand namen, niet meer publiek afstand nemen van deze geweldsdaad. Hun verdriet is bij deze moorden niet minder, maar de vermoeidheid om het debat voor de zoveelste keer aan te gaan, net als bij zo veel Nederlanders, is er.

Het structurele probleem van de impliciete aanname van de normerende gezaghebber die stelt dat er afstand genomen moét worden – en welke effecten dát vervolgens op moslims heeft – wordt niet onderkend.

We moeten als samenleving deze hardnekkige dynamiek grondig doorbreken. Een van de manieren om dat te doen is om het reactieve debat te vervangen met een constructieve metabenadering.

West-Europa zit in een ‘vrijheidsparadox’

We ontkennen structureel dat we in West-Europa in een ‘vrijheidsparadox’ zitten. In Europa is gestreden voor vrijheid om divers te mogen zijn. Nu Europa superdivers is – en er dus met meerdere culturen en identiteiten omgegaan moet worden – groeit de strijd om de interpretatie van wat échte vrijheid is.

De paradox is dat deze vrijheid er volgens een groeiende groep mensen overzichtelijk en homegeen uit moet zien. Deze interpretatie van vrijheid is echter inherent strijdig met de superdiverse samenleving, die uitgaat van pluriforme interpretaties.

Het debat gaat over de onderliggende dynamiek betreffende de strijd over wie bepaalt en wie volgzaam moet zijn. De behoefte om te disciplineren ontstaat vanuit een superieure houding; de eigen interpretatie is beter en dus leidend. Deze houding sijpelt door het hele debat heen en wordt niet geadresseerd

Anne Dijk

Het huidige debat gaat daarom mijns inziens niet over je al dan niet uitspreken tegen geweld. Het debat gaat over de onderliggende dynamiek betreffende de strijd over wie bepaalt en wie volgzaam moet zijn. De behoefte om te disciplineren ontstaat vanuit een superieure houding; de eigen interpretatie is beter en dus leidend. Deze houding sijpelt door het hele debat heen en wordt niet geadresseerd.

Wanneer moslims zich uitspreken tegen het op commando afstand nemen van geweld staat dat logischerwijs niet gelijk aan de goedkeuring van dat geweld. Integendeel, het is een manier om nu zélf de norm te stellen. Het is een pleidooi voor het normaal vinden dat moslims dit geweld niét normaal vinden. Sterker nog, moslims verwachten juist dat dit de norm is in een weldenkende democratie.

Geweld is de uitzondering

De norm van waaruit moslims in Nederland altijd willen spreken is deze: het is vanzelfsprekend dat de individuele geweldplegers de uitzondering zijn en dat dit niet automatisch iets zegt over een collectieve geloofsgemeenschap.

Deze norm opent voor burgers, maatschappelijke organisaties, de overheid en voor de politiek een vruchtbare grond om problemen vroegtijdig te signaleren en in gezamenlijkheid op te lossen. Van nature vinden moslims de moorden verschrikkelijk en dat is precies de reden waarom daar geen afstand van genomen hoeft te worden. Van iets dat zo ver van je bed staat, kun je niet nog verder afstand nemen.

[1] Met dank aan de mondelinge bijdrage van Berna Toprak, Gender & Etniciteit expert
[2] Met dank aan de mondelinge bijdrage van Tasniem Anwar, Politicoloog

PROFIEL

Anne Dijk schoof twee keer in het programma Pauw aan naar aanleiding van gewelddadige aanslagen (waaronder Bataclan) en was initiatiefnemer van de Potlodenactie in Utrecht na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo. Zij is jarenlang actief in het bestrijden van extremisme op verschillende gebieden. Onlangs publiceerde Berne Media haar boek De verdragen van Mohammed met de christenen – waarin zij een pleidooi houdt voor een oprechte dialoog en een inclusieve samenleving. Zij promoveert aan de VU binnen het project Extreme Beliefs en is voorzitter en docent bij het Fahm Instituut; een onafhankelijk kennis- en cultuur instituut dat academische kennis van de islamitische traditie voor een breder publiek beschikbaar maakt. Daarnaast is zij onafhankelijk strategisch adviseur en onderzoeker bij Fikr Consultancy.