Er is een gebeurtenis tijdens mijn opleiding tot predikant waar ik nog wel eens aan terug denk. Een aantal studenten wilden niet samen avondmaal vieren, omdat twee van ons lesbische vrouwen waren. Ik heb nog steeds spijt, ik schaam me ervoor, dat ik toen niet zei wat ik dacht: als jullie niet met hen willen vieren, dan wil ik niet met jullie vieren.
Al was het maar om de aandacht te verleggen naar de weigeraars. Het is de bekende tolerantie-paradox: wat te doen met de haatzaaiers? Ik parafraseer de veelgeciteerde, maar misschien besmuikter in praktijk gebrachte uitspraak van Desmond Tutu: in een situatie van (dreigende) onderdrukking, kies ik partij.
Stelling nemen
Wat betekent dat dan in de praktijk? In dit geval: hoe moet het kerkelijke ‘nee’ tegen haatzaaiende racistische politieke partijen eruitzien? Ik ben het erg eens met het eerste wat Axel Wicke in zijn bijdrage op Volzin zegt: de kerk moet helder stelling nemen.
Overtuigingen die anderen ontmenselijken en die aanzetten tot geweld zijn niet te verenigen met christelijk geloof. Ze druisen in tegen de overtuiging dat alle mensen zijn geschapen naar het beeld van God, en gelijkwaardig zijn. Kerken zouden plekken moeten zijn waar die gelijkwaardigheid niet ter discussie staat. Kortom: waar mensen veilig zijn. En om die veiligheid te waarborgen, is het nodig om bijvoorbeeld racistische en seksistische overtuigingen te herkennen en te veroordelen.
Scherp gezegd: hoe kan het in godsnaam dat er kerken zijn waar mensen die achter de omvolkingsretoriek van FvD en PVV staan zich thuis voelen in de kerk? Het zou zoiets moeten zijn als een goudvis op een fiets. Ik weet dat de realiteit anders is: er zijn genoeg christenen, onder hen ook dominees, die tenminste sympathie hebben voor denkbeelden die racistisch zijn, of die er begrip voor hebben. Dat maakt het juist zo belangrijk te doorzien en te benoemen hoe gevaarlijk de ruimte is die kerken extreemrechts al dan niet oogluikend bieden. Ook omdat er gemeenteraadsverkiezingen voor de deur staan en moslims, joden, vluchtelingen, transgender personen en ook vrouwen zich terecht zorgen maken over de drie extreemrechtse partijen.
Flirt met christendom
‘Racisme is zonde’, schreef René de Reuver, scriba van de PKN. In 2014 hielden verschillende kerkgenootschappen samen een dienst tegen racisme, in reactie op Wilders’ ‘minder, minder’-uitspraak over Marokkaanse Nederlanders.
Maar waar blijft nu de bezorgdheid, de woede, de verontwaardiging als racisme zich voordoet, ook in en rondom de kerk? Baudets flirt met het (cultuur)christendom was een goede gelegenheid voor het voetlicht te brengen dat de PKN staat voor een ander christendom. Rechtse populisten verpakken hun openlijke moslimhaat als verdediging van ‘onze joods-christelijke cultuur’, terwijl Baudet zelf antisemitische uitspraken niet schuwt. Er zijn predikanten die zich verbinden met Forum voor Democratie.
Lieve opa
Wickes streven om in gesprek te blijven met FvD-stemmers in zijn gemeente, is begrijpelijk, maar roept ook vragen op. Niet alle FvD-aanhangers zijn doorgewinterde racisten, of doorgronden per sé de gewelddadige implicaties van hun stem. Voor een deel staan ze zelf in de kou door neoliberaal beleid, op zoek naar identiteit en misleid door zondebok- en complottheorieën. Ik begrijp dat de meeste mensen (ook ik) geen geheel sluitend wereldbeeld hebben, zodat het nogal cru voelt om voor meneer Y de kerkdeuren te sluiten omdat hij FvD stemt, terwijl hij ook een lieve opa is en wekelijks de daklozenkrant koopt.
Mensen kunnen veranderen bovendien. Was het niet zo, dan konden de kerkdeuren sowieso wel sluiten. Maar de gevolgen van meneer Y’s stem worden er niet minder reëel van. Er moet ergens een einde komen aan ‘in gesprek blijven’. Anders is het enkel een vorm van de lieve vrede bewaren, terwijl we de echt moeilijke gesprekken uit de weg gaan. Wat betekent zo’n gesprek voor de mensen voor wie FvD feitelijk een bedreiging is – in dezelfde gemeente, of daarbuiten? Ik kies daarom zonder meer voor de veiligheid van bijvoorbeeld een transgender vrouw in de gemeenschap.
Kennis nodig over racisme
Een gesprek aangaan met mensen die in de ban zijn geraakt van extreemrechtse denkbeelden is bovendien geen vanzelfsprekende vaardigheid. Er is gevoeligheid voor nodig voor mechanismen van macht en onderdrukking. We worden er ons deze dagen extra van bewust hoe moeilijk het is om veilige plekken te creëren waar grensoverschrijdend gedrag aangekaart kan worden.
Dus ook hoe ingewikkeld het is voor mensen in een machtspositie om te begrijpen hoe onveiligheid en machtsmisbruik werken. Voor zo’n gesprek is kennis voor nodig over racisme, seksisme, antisemitisme en ook islamofobie. Die vaardigheden en kennis zijn niet een vanzelfsprekend onderdeel van de bagage van predikanten. Zeker omdat kerken, ook de PKN, een geschiedenis hebben die verbonden is met antisemitisme, racisme en seksisme, is het noodzakelijk om in opleiding en nascholing daar aandacht aan te besteden. Die overtuigingen zijn niet enkel een probleem dat van buitenaf de kerk binnendringt. Het zijn gevaarlijke ideeën die bij onze eigen geschiedenis horen en die mede daarom zullen blijven opduiken en om blijvende aandacht vragen.
Werkelijke inclusiviteit
De realiteit is, helaas, dat de kerk niet altijd veilig is. Machtsmisbruik, racisme, seksisme: ze doen zich ook voor binnen kerkelijke gemeenschappen. En helaas kunnen we ervan uitgaan dat veel van die verhalen niet gehoord worden. Brede bewustwording over racisme is nog maar net begonnen, ook in de kerk. We zijn ons nog maar zeer beperkt bewust van de verknoping van racisme met christendom.
‘In gesprek gaan’ heeft weinig zin als je niet klip en klaar maakt waar je staat. Is dat dan ‘cancel-culture’? Welnee, het is een keuze voor werkelijke inclusiviteit en tegen extremisme. De kerk is geen plek waar alle ideeën welkom zijn. Dialoog is mooi en kan vruchtbaar zijn, maar de gelijkwaardigheid van mensen mag nooit in twijfel worden getrokken. In godsnaam, het is nodig dat we inzien dat extreemrechtse ideeën de naam van God beschamen.
Janneke Stegeman (1980) is bijbelwetenschapper en theoloog. Dit artikel is geschreven in samenwerking met de Werkgroep Racisme in de PKN, die bestaat uit Kees Benard, Folkert de Jong, Jacobine Scholte de Jong, Sander Ris en Matthea Westerduin.