Als je de Boeddha tegenkomt op de Weg, dood de Boeddha!” Deze paradoxale woorden van de negende-eeuwse Chinese meester Linji vormen wellicht de meest geciteerde uitlating uit het zenboeddhisme. In plaats van je te onderwerpen aan welke autoriteit dan ook, inclusief die van de Boeddha, moet je volgens deze uitspraak helemaal op jezelf vertrouwen. Linji duidt dit doorsnijden van afhankelijkheidsrelaties aan met de meest agressieve metafoor denkbaar: het doden. Alleen zo, vervolgt de meester, “zul je voor de eerste keer innerlijk echte vrijheid vinden”.

Overigens schuwde Linji het fysieke geweld niet om zijn boodschap aan zijn monniken over te dragen. Stokslagen en schreeuwpartijen waren aan de orde van de dag in het klooster van deze “kampioen matjes onder je voeten wegtrekken”, zoals de meester bekend stond. Een minder machismo maar eveneens masculiene sfeer stijgt op uit de orthodoxe eregalerij van grote zenfiguren die het licht van Boeddha’s geest door de eeuwen heen droegen. Allemaal mannen.

Vrouwenstemmen

Zo lijkt er in de zenboeddhistische traditie, die volgens de overlevering een geschiedenis van vijfentwintig eeuwen kent, geen ruimte voor vrouwenstemmen te zijn. Maar schijn bedriegt. De recent in Nederlandse vertaling gepubliceerde bloemlezing Het verborgen licht, onder redactie van de Amerikaanse zenmeesteressen Florence Caplow en Susan Moon, onthult de visie van verlichte vrouwen door de eeuwen heen. Deze historische verhalen worden steeds toegelicht door nog levende zenmeesteressen, waardoor hun actualiteitswaarde en de praktische bruikbaarheid duidelijk naar voren komen.

Volgens de taoïstische wijzen is het niet op de voorgrond willen treden maar het werken vanuit het verborgene of het cultiveren van flexibiliteit en souplesse in alle situaties de hoogste levenskunst

Michel Dijkstra & Simone Bassie

De titel Het verborgen licht is door de redacteuren buitengewoon goed gekozen. Filosofisch-historisch gezien is het zenboeddhisme, dat omstreeks de zevende eeuw na Christus in China ontstond, namelijk een huwelijk tussen Indiase en Chinese stromingen: het boeddhisme en het taoïsme. Uit het Indiase boeddhisme neemt zen Boeddha’s gepassioneerde zoektocht naar en realisatie van de ultieme vrijheid of verlichting over, die hij zwijgend zou hebben doorgegeven aan de eerste zenpatriarch. Minstens zo belangrijk is echter de invloed van het taoïsme, waarin de vrouwelijke ‘kracht van het zachte’ centraal staat.

Deze kracht wordt in taoïstische teksten verbeeld door een waterdruppel die de rots splijt. Zo is het fenomeen ‘water’ dat op het eerste gezicht alleen zwak, meegaand en buigzaam lijkt bij nader inzien het sterkste wat bestaat. In die zin heeft het een verborgen kracht. Volgens de taoïstische wijzen is het niet op de voorgrond willen treden maar het werken vanuit het verborgene of het cultiveren van flexibiliteit en souplesse in alle situaties de hoogste levenskunst. Op die manier ondervindt de mens minimale weerstand in zijn leven en is hij tegelijkertijd in staat om alles en iedereen zoveel mogelijk ruimte te geven. Niet toevallig vormen deze taoïstische elementen het verborgen licht van de zenmeesteressen.

Speelse provocatie

In tegenstelling tot Linji, die met zijn shocktherapie de geest van zijn volgelingen wil bevrijden van alle illusies en schijnzekerheden, kiezen de zenmeesteressen vaak voor een zachte en speelse provocatie. Zo is er het verhaal van het zestienjarige Japanse meisje Satsujo (achttiende eeuw) die pardoes op de Lotus-soetra gaat zitten. Haar geleerde vader treft haar in zijn studeerkamer aan en schreeuwt: “Wat zit je daar op die kostbare geschriften?” Waarop Satsujo antwoordt: “Waarin verschilt deze wonderbaarlijke soetra van mijn achterwerk?”

Satsujo’s woorden zijn meer dan een gevat grapje. Door haar achterwerk gelijk te stellen aan de Lotus-soetra wijst zij op een van de kernovertuigingen van de zenfilosofie, namelijk de eenheid van het profane en het sacrale of van het alledaagse leven (samsara) en de verlichting (nirvana). Satsujo’s vader is geschokt door het gedrag van zijn dochter omdat hij de soetra’s of canonieke boeddhistische geschriften als buitengewoon krachtig beschouwt. Wie deze teksten ijverig bestudeert, zou de verlichting kunnen bereiken en zo bevrijd zijn van al het lijden. Satsujo, die in het verhaal de rol van leermeester speelt, laat haar vader zien dat je de verlichting vooral ook buiten de studeerkamer kunt vinden. Om dit inzicht te begrijpen, moet hij zijn denken in tegenstellingen zoals profaan en sacraal opgeven.

Boeddha

Met de vraag “waarin verschilt deze wonderbaarlijke soetra van mijn achterwerk?” wil Satsujo haar vader verleiden om buiten zijn vastgeroeste zekerheden te denken. Omdat het verhaal met deze woorden eindigt, is de vraag ook aan alle lezers gericht. Het antwoord, zo lijkt Satsujo te suggereren, ligt niet in een abstract filosofisch betoog maar in het volkomen open tegemoet treden van het alledaagse bestaan. De verlichting is niet in de soetra te vinden, maar in je eigen leven. Zo kan Satsujo’s leer als volgt worden samengevat: “Zolang je denkt dat het ontwaken of de verlichting ergens buiten jezelf plaatsvindt, zelfs in een soetra, dan is je inzicht heel beperkt.” Door naar haar lichaam te wijzen geeft Satsujo nog een hint om een persoonlijk antwoord op haar vraag te vinden. Het lichaam stelt ons immers in staat om in contact te treden met alle mensen, dieren en dingen om ons heen. In deze relaties is de mens in staat om oordeelloosheid te cultiveren en zo alles belangeloos te ondersteunen. Met andere woorden: de kracht van het zachte in praktijk te brengen.

Betrokken en onthecht

Hoewel Satsujo haar zenleer in het achttiende-eeuwse Japan formuleerde, is deze filosofie minder exotisch dan zij op het eerste gezicht lijkt. De nadruk op het loslaten van de tegenstelling tussen het heilige en het alledaagse staat ook centraal in het werk van belangrijke westerse mystici, zoals de dertiende-eeuwse Meester Eckhart. Volgens deze christelijke denker wordt God namelijk niet per definitie ‘in vrome gemoedstoestanden’ gevonden maar net zo goed ‘bij het haardvuur of in de stal’. Net als de zenmeesteres Satsujo beweert Eckhart bovendien dat het hoogste inzicht in de mens zelf ligt: “Voorwaar ik zeg: Zolang je je werken verricht om het hemelrijk of omwille van God of je eeuwige zaligheid, dus om iets buiten je, zolang is het werkelijk nog niet goed met je gesteld.”

Wie Eckhart met een zenblik leest, ontdekt bovendien dat de vrouwelijke kracht van het zachte ook in zijn werk een rol speelt. Zo plaatst hij in een beroemde preek Martha en Maria tegenover elkaar, de zussen uit Bethanië die Christus in hun huis ontvangen.(Lukas 10, 38-42). Terwijl Maria volgens Eckhart verrukt naar de ‘zoete woorden’ uit Jezus’ mond luistert, is Martha juist druk bezig met het verrichten van huishoudelijke taken. In tegenstelling tot de gangbare interpretaties slaat Eckhart Martha’s houding hoger aan dan die van Maria. Deze kritiek loopt parallel aan Satsujo’s wijze les voor haar vader. Zoals deze man de verlichting hoopt te realiseren door zich in zijn studeerkamer op te sluiten, zo wil Maria de hoogste waarheid leren kennen door alleen passief naar Jezus te luisteren.

Wellicht kunnen de christelijke en de zenmystiek elkaar zo op weg helpen: beide stromingen wijzen een weg om het alledaagse bestaan als een oneindig waardevol wonder te doorleven en je er volkomen mee te verbinden

Michel Dijkstra & Simone Bassie

Martha luistert net zo geconcentreerd naar Christus’ boodschap als haar zus maar blijft tegelijkertijd volledig betrokken op haar alledaagse klussen. Sterker nog: voor haar is het onderscheid tussen beide activiteiten weggevallen. Martha behandelt alles dan ook met groot respect. In plaats van haar wil op te leggen aan de wereld, laat zij alles heel. Of, zoals Eckhart stelt: zij staat ‘bij de dingen’ maar is precies vanwege deze oordeelloze betrokkenheid innerlijk volkomen vrij. In Het verborgen licht wordt zo’n wonderlijke proces waarin volkomen betrokkenheid en een even grote onthechting samengaan geïllustreerd met verhalen over vrouwen die de verlichting realiseren tijdens het koken, het verkopen van cakejes of het werken in ‘vulgaire oorden’ zoals het bordeel.

Opvallend genoeg komt de 'zachte kracht’ van Eckharts Martha zeer duidelijk aan het licht door de spiegel van zenboeddhistische teksten als die van Satsujo en haar vader. Wellicht kunnen de christelijke en de zenmystiek elkaar zo op weg helpen: beide stromingen wijzen een weg om het alledaagse bestaan als een oneindig waardevol wonder te doorleven en je er volkomen mee te verbinden. Op die manier kan de kracht van het zachte zowel door het Oosten als het Westen en zowel door vrouwen als mannen gecultiveerd worden. Deze opvatting over de gelijkwaardigheid der geslachten op het spirituele pad staat echter op gespannen voet met sommige orthodoxe opvattingen binnen de zentraditie.

Voorbij man en vrouw

Een klassieke zenmeester uit Het verborgen licht die (in de dertiende eeuw en binnen de zeer masculiene Japanse cultuur) tegen de ongelijkheid van mannen en vrouwen ageerde is Eihei Dogen. Zo ontmaskert hij de zogenaamde kuisheid van monniken als vrouwenhaat: “Er zijn domme monniken die zweren nooit een vrouw aan te kijken. Berust deze eed op de leringen van de Boeddha, op de leringen van niet-boeddhisten of op de leringen van Mara (= de duivel, MD/SB)?” Volgens Dogen is het niet nodig om deze vraag te beantwoorden.

Het enige wat volgens de zenmeester telt tijdens de zoektocht naar verlichting is de toewijding van de persoon. Natuurlijk is niemand onfeilbaar, maar dit doet niet ter zake: “Wat zijn de aangeboren fouten van mannen en vrouwen? Er zijn tekortschietende mannen en tekortschietende vrouwen. Of iemand in de hoop de dharma of de boeddhistische leer te horen zijn huis verlaat, hangt er niet vanaf of hij een man of een vrouw is.” Met deze opvatting sluit Dogen zich aan bij wat de overgeleverde teksten over de Boeddha zeggen. De stichter van de leer zou namelijk aan iedereen onderwijs hebben gegeven, ongeacht geslacht of afkomst.

Boeddha

Bovendien wijst Dogen erop dat het in kader van een spirituele weg onzinnig is om over het onderscheid tussen mannen en vrouwen te spreken: “Voor ze vrij worden van illusies, zijn mannen en vrouwen in gelijke mate onvrij van illusies. Wanneer iemand vrij wordt van illusies en zich afstemt op het principe, is er geen man of vrouw meer te vinden.” Zo stelt de zenmeester dat de realisatie van de ultieme vrijheid voorbij man- of vrouw-zijn ligt. De verlichting kent vrouwelijke en mannelijke expressies zoals die van Satsujo of Linji, maar geen van beide heeft het laatste woord.

Wellicht is Dogen bij deze visie geïnspireerd door een grondgedachte van het Chinese denken, namelijk de verhouding tussen yin (vrouwelijk) en yang (mannelijk). In het bekende symbool bevindt zich een zwarte cirkel in het witte vlak en vice versa. De tegendelen slaan in elkaar over. Traditioneel wordt het yin-yangsymbool dan ook in beweging gedacht: mannelijk en vrouwelijk wisselen elkaar eindeloos af en vormen zo een fundamenteel open proces, gesymboliseerd door het grijs. Geen grauwheid dus, maar de potentie tot alles. Het verborgen licht nodigt lezers uit om deze vrijheid in handelen en denken te ontdekken, zowel in de vrouwelijke als de mannelijke vormen. Geen geringe verdienste, maar een waarvoor een zenbuiging past.

Simone Bassie is freelance redactrice. Michel Dijkstra publiceerde onder andere Zenboeddhisme (2010) en Inleiding taoïstische filosofie (2015).

U leest een artikel uit het rijke archief van religiejournalistiek van Volzin. Dit artikel verscheen in februari 2018 in Volzin Magazine.