Wat hebben muziek en religie met elkaar te maken? Veel, heel veel, antwoordt Martin Hoondert (50), de aangewezen man om iets zinnigs over deze vraag te zeggen. Hij belichaamt beide elementen in zijn werk- en privéleven. Nadat hij muziekwetenschap had gestudeerd en gefascineerd was geraakt door de religieuze muziek van de middeleeuwen, besloot hij theologie te gaan studeren. De twee werelden komen tegenwoordig samen in zijn functie als universitair hoofddocent Muziek, religie en ritueel aan Tilburg University.
In zijn werkkamer zijn beide werelden goed te herkennen. Rechts staan de theologieboeken, links de muziek, waaronder een hele plank Johann Sebastian Bach. Op de vraag of de grote Bach de componist is die hem het meest raakt, komt echter een onverwacht antwoord. “Nee, dat is op dit moment eerder de muziek van wat we de nieuwe spirituelen noemen: Arvo Pärt, Henryk Górecki onder anderen en – uit Nederland – Joep Franssens. Dat zijn componisten die me enorm intrigeren. Ik vind hun muziek heel weldadig en luister er graag naar. Tegelijk vind ik het als wetenschapper fascinerend om te zien wat hun muziek teweegbrengt bij zoveel andere luisteraars. Dat er zóveel mensen zijn die helemaal opgaan in die muziek.”
Daarnaast wordt hij bijna altijd geraakt door de muziek die hij onder handen heeft, voor zijn werk of als dirigent van een Tilburgs koor. “Dat koor heeft een heel breed repertoire. We zingen popmuziek, maar ook Mendelssohn en gregoriaans. Als we een bepaald stuk hebben ingestudeerd of uitgevoerd en het zit er nog goed in, dan kan ik soms denken: ja, dit is het, hier gebeurt het.” Hoondert zingt al vanaf zijn kindertijd en begon als achttienjarige met dirigeren. Hij speelde orgel en daarna piano en wilde naar het conservatorium. “Maar ik was gewoon niet goed genoeg. Daar was mijn pianoleraar heel duidelijk in: niet doen. En dus werd het muziekwetenschap.”
De muziek reikt kennelijk iets aan wat ze nauwelijks in woorden kunnen pakken, maar waarvan ze meteen intuïtief zeggen: dít is belangrijk, dit is heilig voor mij
Martin Hoondert
Repeteren met het koor levert ook altijd boeiende gesprekken op. “Nu staan we hier met z´n allen wel het lijdensverhaal te zingen, maar waar gaat dat eigenlijk over? Wat heb ik daarmee van doen?” Al snel begint het zoeken naar betekenis. Dat blijkt ook als docent Hoondert zijn studenten in het eerste studiejaar vraagt om muziek mee te nemen die voor hen betekenisvol is en daarover te vertellen.
Hoondert: “Dan hoor je de mooiste verhalen. Meteen gaat het over relaties, ouders, liefde, reizen, dood… Het is nog niet direct religie, maar wel het speelveld van muziek en sacraliteit, waarop mensen ontdekken dat ze in een groter geheel staan. De muziek reikt kennelijk iets aan wat ze nauwelijks in woorden kunnen pakken, maar waarvan ze meteen intuïtief zeggen: dít is belangrijk, dit is heilig voor mij. De muziek zelf heeft geen betekenis, zeg ik altijd. Maar ze creëert wel een ruimte waarin het heilige zich toont.”
Is iedereen het daarover eens, dat muziek geen betekenis heeft?
“Nee, daar zijn we het helemaal niet over eens. Binnen de muziekfilosofie is er altijd wel discussie geweest: draagt muziek betekenis over of is ze inderdaad een vrije ruimte? De Russische componist Igor Stravinsky zei: ‘Muziek kan niets zeggen; muziek gaat over niets anders dan muziek.’ De Duitse muziekcriticus Eduard Hanslick had ook al gezegd dat muziek niets meer meedeelt dan noten: ze is pure vorm.
Dat probeer ik mijn studenten ook duidelijk te maken. Als ik ze een stuk muziek laat horen dat ze helemaal niet kennen, bijvoorbeeld uit de renaissance, en daarna vraag wat het betekent, dan kijken ze me natuurlijk heel verbaasd aan. Dan zie ik ze denken: onmogelijke vraag. Voor de interpretatie van teksten hebben ze tools gekregen, maar daar kun je bij de interpretatie van muziek niks mee. Een woord verwijst naar iets in de werkelijkheid, in de muziek heb je daar geen equivalent voor. Daar heb je andere theorieën voor nodig.
Dat de muziek je omarmt en tegen je zegt: ik hou van je. Misschien moeten we op die manier over de betekenis van muziek denken
Martin Hoondert
Vaak hoor ik daarna wel schuchter de opmerking: ‘Maar ik vond het wel mooi.’ Dan is dat dus misschien de betekenis, zeg ik. En ik vraag: wat gebeurt er als jouw vriend of vriendin tegen jou zegt: ik hou van jou. Zou in muziek niet hetzelfde kunnen gebeuren? Dat de muziek je omarmt en tegen je zegt: ik hou van je. Misschien moeten we op die manier over de betekenis van muziek denken, dus niet in de zin van verwijzen, maar meer op de manier waarop mensen voor ons betekenis hebben, betekenisvol zijn. Maar goed, er zijn ook muziekfilosofen die beweren dat muziek wel degelijk kan verwijzen, dat ze staat voor emoties bijvoorbeeld. En helemaal onwaar is dat ook weer niet, want we luisteren natuurlijk zelden naar pure klank die we nog niet kennen.
Ik kan mijn studenten wel min of meer dwingen om dat te doen, maar meestal luisteren we naar muziek die we al kennen en bepaalde herinneringen oproept of in een bepaald kader klinkt. Zodra ik muziek in de kerk speel of laat horen, dan zal ik wel iets religieus te zeggen hebben. Maar dat is framing: het zit in de performance, niet in de muziek zelf. Ik houd dus voorlopig maar vast aan de stelling: muziek heeft geen betekenis, maar ze is wel betekenisvol.”
En omdat muziek van zichzelf betekenisloos is, kunnen wij er zelf van alles in stoppen?
“Ja, en dat doen we dan ook volop. Zo zitten wij mensen in elkaar. Wij kunnen het niet uitstaan dat iets betekenisloos is en slaan meteen aan het interpreteren. We stoppen dingen in hokjes en kaders, we vragen: waar hoort dit bij? Maar even los van die duiding: wat gebeurt er in muziek? Ik zal proberen het uit te leggen. Als je ernaar luistert, dus niet tijdens de afwas of het stofzuigen, maar écht luistert, dan zit je helemaal in de beweging van de muziek. Die beweging moet je volgen, anders luister je niet. Je zit dan in het nu van de muziek, een heel gecondenseerd moment waarin je voortdurend mee gezogen en gestuwd wordt naar het volgende. Die nu-ervaring heb je niet als je naar een schilderij kijkt of een boek leest. Daar kun je, als het ware, uitstappen. Je kunt niet uit de muziek stappen, want dan ben je weg.
Die eigenschap zorgt ervoor dat de muzikale ervaring geïnterpreteerd kan worden als een religieuze ervaring. Daarbij word je immers ook uit je eigen tijdzone getrokken in een soort eeuwigheid. De nu-ervaring van de muziek is analoog aan de eeuwigheidservaring in de religie, namelijk dat je deel bent van een groter geheel, iets wat jou overstijgt en voorbij gaat aan jouw beperkingen in tijd en plaats. Dat is misschien wat abstract en algemeen geformuleerd, en kort door de bocht, maar…
En als het wat langer door de bocht moet?
“Lastig hoor, praten over muziek, je staat algauw met je mond vol tanden. Maar goed. Muziek is opgebouwd uit tonen. Een toon kun je natuurkundig meten in hertz. Maar die waarneming maakt nog geen muziek. Wanneer wordt het muziek? Als ik hoor dat de ene toon volgt op de andere, dus dat er een organische beweging is van het ene naar het andere. Dat betekent dat de toon die ik nú hoor, een verband heeft met de toon die er was en de toon die komt. Ik hoor de tijd in haar totaliteit – dat is de eigenzinnige tijdservaring van muziek. Daarmee stap ik uit de normale tijdservaring, die gereguleerd wordt door de klok, en kom ik in een nieuw soort tijdservaring.
Die muzikale ervaring is voor mij analoog aan de religieuze eeuwigheidservaring, waarin ook verleden en toekomst zit. De noot die nu klinkt wijst vooruit naar de volgende, waardoor je in een groter geheel wordt geplaatst. Dat gebeurt in religie natuurlijk ook, met zijn visioenen van een nieuwe wereld die komen zal. En uiteindelijk gaat het in religie ook over het onzegbare. Dan heb je toch een medium nodig dat het onzegbare op zijn minst een vorm kan geven. Muziek is daar heel geschikt voor. Daarom is er geen enkele religie zonder muziek. Muziek speelt altijd een rol. Religie kan niet zonder.”
U schreef ergens dat de kerk de muzikaliteit is kwijtgeraakt; dus dat voorspelt weinig goeds.
“Muziek was eeuwenlang een vanzelfsprekend element van het kerkelijk ritueel. Dat is op veel plaatsten verdwenen. Beter gezegd: ze is verplaatst, geëmigreerd naar plaatsen waar ze mag bloeien en waar volop geëxperimenteerd kan worden met oude, overgeleverde muzikale vormen als het Requiem, het Stabat Mater, de Passie en de mis. De kerk heeft de fout gemaakt dat ze de betekenis van liederen, teksten, rituelen teveel heeft willen vastleggen en deze dus aan ruimte hebben verloren. Je kunt geloof niet eenduidig interpreteren, je kunt het niet dichttimmeren. Daardoor heeft de kerk als betekenisgevende instantie juist aan waarde verloren.
Je kunt geloof niet eenduidig interpreteren, je kunt het niet dichttimmeren. Daardoor heeft de kerk als betekenisgevende instantie juist aan waarde verloren
Martin Hoondert
Mensen hebben dus andere plekken gezocht die voor hen betekenisvol zijn. Ze bezoeken massaal concerten. Daar zie je tegelijk een toenemende ritualisering. Het concertleven wordt voortdurend geladen met mogelijkheden tot betekenisgeving. Ligconcerten, concerten bij kaarslicht, 4 mei-concerten, requiemconcerten rond Allerzielen en de passietraditie – het zijn nieuwe plekken om op betekenisvolle wijze de diepte van het leven te kunnen ervaren.
Maar het gebeurt op een heel open manier. Bij een requiemconcert kan misschien nog gezegd worden: dit is om de doden te herdenken. Maar veel meer aan betekenis is er niet. Het is een soort kader, een casco: kom maar binnen, vul het maar in, kleed het zelf maar aan. Ik heb onderzoek gedaan naar dergelijke concerten. Er komen mensen die de muziek prachtig vinden, er komen mensen om iemand te herdenken, er komen mensen met allerlei andere motieven. Dat maakt niet uit, het is allemaal goed. Zo is het in de kerk natuurlijk ook lange tijd geweest; daar kwamen ook genoeg mensen alleen voor de mooie muziek. Maar men is gaan denken dat iedereen er komt om specifiek één ding te doen.”
Maar er klinkt toch nog steeds muziek en er wordt toch driftig vernieuwd? Er verschijnen voortdurend nieuwe liedbundels.
“We hebben geen nieuwe teksten nodig, maar nieuwe manieren van zingen. Kleiner, intiemer, met meer herhaling, meer verstilling. Ook omdat het aantal kerkgangers een stuk kleiner is geworden. We staan nog vaak te zingen alsof we met z’n driehonderden zijn. Zo’n lied als Zomaar een dak boven wat hoofden klinkt goed als je het met een grote groep mensen stevig kunt zingen, als een soort mars. Maar met z’n tienen is het verschrikkelijk.
Bovendien zijn veel liederen theologische minitraktaatjes. Helemaal dichtgetimmerd. Te veel woorden staan de muzikale ervaring in de weg, ze leiden af en kunnen zelfs irriteren. Je ondergaat daardoor de klank niet, maar moet je door de woorden heen worstelen. Terwijl juist de klank zelf zo goed de toegang biedt tot het heilige, door die nu-ervaring waar we het net over hadden.
Wij hebben zo de neiging alles te willen vastleggen en volgens patronen te laten gebeuren. Terwijl ik denk: je weet allemaal niet wat er gebeurt in de hoofden en harten van mensen
Martin Hoondert
Als je dan toch teksten zingt, houd ze kort, met een kernboodschap erin. Met mijn eigen koor zingen we ook wel liturgische liederen, maar dan uit Taizé of Iona bijvoorbeeld. Daar hebben ze het goed begrepen. In de Veertigdagentijd heb ik een Ionatekst, nadat we hem een paar keer hadden gezongen, verder gewoon laten hummen, neuriën. We hadden de tekst niet meer nodig, we wisten onderhand wel waar die over ging. We wilden verstilling. Er ontstond een soort community of voices, en juist die ervaring deed de mensen enorm goed.
Nadat ik tijdens een lezing voor het Genootschap voor Liturgiestudie over die ervaring had verteld, stak iemand zijn vinger op en vroeg: ‘Maar kwam God wel ter sprake?’ Ik zei: dat weet ik niet. Misschien was Hij er, misschien niet. Wij hebben zo de neiging alles te willen vastleggen en volgens patronen te laten gebeuren. Terwijl ik denk: je weet allemaal niet wat er gebeurt in de hoofden en harten van mensen.”
Is het hummen ook zo prettig, omdat het tegen het betekenisloze aan schurkt?
“Ja, het is betekenisloos, maar er is een kader waarbinnen het gebeurt: een plek, een moment en de tekst heeft al weleens geklonken. Maar ik wil niet elke keer met die tekst bezig zijn. De concentratie die je nodig hebt om een tekst te zingen, wil ik eigenlijk loslaten, zodat mensen heel vrij kunnen hummen en juist daarin iets van God ervaren. Ik wil iets anders met die muziek doen. Als je een lied zingt met vier coupletten, met een logica en een opbouw, dan ben je daarmee bezig. En dus niet met de klank.”
Dus weg met de teksten?
“Nee, we moeten natuurlijk ook teksten zingen. Doordat ik sommige liederen vaak gezongen heb, zijn ze deel van mij geworden en draag ik flarden tekst altijd bij me. Dat is waardevol. Maar dan is muziek een soort tool geworden, een drager van tekst. Maar het kan allemaal wel wat korter en eenvoudiger en klankrijker. Dat is zo boeiend aan de Taizégezangen. Vakmusici vinden daar niks aan: wat is er nou leuk aan om elf keer het zelfde gezang van zes of acht maten te zingen? Niks natuurlijk, zeggen ze. Maar ga het maar eens doen, zeg ik, dan gebeurt er iets met je. Dan merk je dat zo’n lied dat je gedachteloos kunt meezingen, werkt als een soort toegangsdeur tot de religieuze ruimte.”
Martin Hoondert (Breda, 1967) is universitair docent Muziek, religie en ritueel aan Tilburg University.
U leest een artikel uit het rijke archief van religiejournalistiek van Volzin. Dit artikel verscheen in september 2018 in Volzin Magazine.