Joden zien er vreemd uit en ruiken vies. Ze maken veel kabaal, praten raar en kunnen vreselijk vloeken. Bij uitzondering zijn ze eerlijk en betrouwbaar, vaker zijn ze dieven en oplichters. Bovendien haten de meeste joden Jezus en ‘christenhonden’, zoals zij ze noemen. Zie daar het beeld dat kinderen – vanaf de kleuterleeftijd – eeuwenlang met de paplepel ingegoten hebben gekregen.
In dit rijk geïllustreerde boek Met de paplepel analyseert Ewoud Sanders ruim 350 jeugdverhalen met joodse personages uit de periode 1782 tot heden. Dit levert, in woord en beeld, een onthutsende inventarisatie op van schokkende stereotyperingen. Stereotyperingen die nog eens worden versterkt door woorden en uitdrukkingen waar joden in voorkomen: want ook onze taal wemelt van de antisemitische vooroordelen.
Sanders geeft met dit boek huiswerk aan het onderwijs, ouders, auteurs en reformatorische uitgeverijen
Bart Wallet
Hoogleraar Bart Wallet schrijft over dit boek: “Sanders geeft met dit boek huiswerk aan het onderwijs, ouders, auteurs en reformatorische uitgeverijen. Kijk nog eens scherp naar de boeken in de schoolbibliotheek, de verhalen die worden voorgelezen, geschreven en gepubliceerd.” Dat lijkt me een goede zaak. Mogelijk kunnen we daar in Volzin ook aandacht aan besteden.
Sanders is taalhistoricus en journalist. Hij is vaste medewerker van onder meer NRC Handelsblad. Hij heeft een aantal taalboeken geschreven, daarnaast publiceert hij geregeld over het digitaliseren en ontsluiten van kranten, boeken en tijdschriften. Hij promoveerde in maart 2017 aan de Radboud Universiteit in Nijmegen op een onderzoek met de titel Levi’s eerste kerstfeest: Jeugdverhalen over jodenbekering, 1792-2015.