Een van de geschenken die ons in het leven af en toe ten deel vallen is de ontdekking van zielsverwantschap, van een schrijver of schrijfster die gevoelens, gedachten en ervaringen verwoordt welke ook onszelf dierbaar zijn of anderszins bezig houden. De herkenning, in een geliefd boek, in de fantasie, de werkelijkheidsbeleving van een onbekende auteur, van je eigen - bewuste en soms ook onbewuste - verlangens en gedachten, van je eigen angsten en afkeer, kan een openbaring zijn. Je put er zelfbevestiging uit, moed en troost.
Jouw geluk, jouw verdriet, jouw ideeën die je daar gedeeld ziet krijgen plotseling meer recht van bestaan. Er gaat, hoe dan ook, iets in je open. Je weet dat je met je verlangens, je ideeën iets doen kunt, soms zelfs dat je verder kunt met je leven. In de verte, maar soms ook van dichtbij, zou zo’n ontdekking vergeleken kunnen worden met wat een mens meemaakt wanneer hij of zij verliefd wordt en die verliefdheid beantwoord wordt door de ander. Ook dan schenken herkenning en delen van gevoel en verlangen nieuwe moed en vertrouwen in het bestaan.
Zielverwantschap
Ik denk dat mensen die graag lezen zo’n ontdekking van zielsverwantschap zeker af en toe meemaken. Niet ieder jaar, maar soms gebeurt het en dan wil je er ook iets mee doen. Dat soort herkenning gaat overigens veelal gepaard met allerlei afstanden in tijd en ruimte. De geliefde auteur leeft misschien in een ander land, een andere beschaving zelfs, deelt niet mijn smaak, en kan ook al eeuwen dood zijn.
Dat is mij overkomen met mijn eerste grote liefde in de letteren, de Franse auteur Fénelon, in wiens ideeën over liefde en over God ik als jonge religieus veel van mijn eigen gedachten- en gevoelswereld herkende. Ik ben na jaren tijd en moeite aan hem geschonken te hebben, gepromoveerd op zijn werk. Dat betekende wel dat ik ondertussen over onze zielsverwantschap anders was gaan denken, dat ik hem anders, ook kritischer, was gaan liefhebben. Ook in dat opzicht leek mijn ervaring op die van de verliefde mens.
Nu ik oud geworden ben ontdek ik, ditmaal heel onverwacht, een nieuwe vorm van zielsverwantschap. Dankzij mijn Iraanse vriend ben ik me gaan interesseren voor de taal en de literatuur van het oude Perzië en heb ik opnieuw een grote literaire ontdekking gedaan
Henk Hillenaar
Later heb ik een dergelijke verwantschap ervaren met het werk van Marguerite Yourcenar en ook voor haar is na een paar jaar mijn aanvankelijk enthousiasme getemperd. Onder de Nederlandse poëten onderhoud ik een soort liefdesrelatie met het werk van Vasalis die waarschijnlijk geen verloop zal kennen. Toen Amerika voor mij het geliefde ‘land of the free’ werd, heb ik het werk van de grote Emerson, zijn bekende Essays, ook bijna twee eeuwen oud, over ons menselijk denken, geloven en liefhebben, ontdekt. De zielsverwantschap met die denker ben ik tot op de dag van vandaag blijven koesteren en in de Dominicus heeft dat geleid tot een zomerdienst die aan het werk van Emerson gewijd was.
Natuurlijk is er ook, nog ingrijpender want veel dichterbij, de religieuze zielsverwantschap met het werk van Huub Oosterhuis, die al zestig jaren duurt. Zonder de taal van zijn liederen zou religie waarschijnlijk niet dezelfde, centrale plaats in mijn bestaan behouden hebben die ze nog steeds heeft. En nu ik oud geworden ben ontdek ik, ditmaal heel onverwacht, een nieuwe vorm van zielsverwantschap. Dankzij mijn Iraanse vriend ben ik me gaan interesseren voor de taal en de literatuur van het oude Perzië (Iran is de huidige naam van Perzië), en heb ik opnieuw een grote literaire ontdekking gedaan.
Perzische dichter Hafez
Ditmaal betreft deze één van de meest geliefde Perzische dichters: Hafez noemde hij zichzelf, zijn eigenlijke naam is te lang en ingewikkeld om te onthouden. Als ik zijn werk lees, meestal in vertaling, en soms, met de hulp van een Iraanse vriendin, in de oorspronkelijke tekst, begrijp ik veel niet. Maar wat ik begrijp is zo de moeite waard dat ik verder in die oude gedichten wil doordringen.
Hafez wil heel nadrukkelijk dichter van de liefde zijn. Ook daarom is hij waarschijnlijk de meest gelezen en geciteerde dichter van Iran geworden, en zes eeuwen na zijn dood gebleven. Mijn ‘ontdekking’ heeft overigens niets uitzonderlijks. Hafez wordt in het Midden-Oosten en niet te vergeten ook in India qua invloed vaak vergeleken met Shakespeare. De Engelse romanticus Byron koesterde grote bewondering voor hem, en Goethe heeft zich in zijn ouderdom jarenlang met Hafez bezig gehouden en zelfs een dichtbundel aan hem gewijd. In Weimar is een gedenkteken opgericht dat beide dichters gedenkt.
De gedichten van Hafez worden in eigen land niet alleen gelezen en geciteerd door mensen met kennis van literatuur maar ook door de gewone man, de kapper, de groenteboer, de politieman. Toen ik een paar jaar geleden in Iran was heb ik dat fenomeen zelf ervaren. Stel je voor dat je hier in Amsterdam bij Albert Hein moet wachten bij de kassa, en aan een andere klant iets van je zorgen over corona of over je ongeduld bij al dat wachten kenbaar maakt, en dan als reactie een vers van Vondel geciteerd zou krijgen… Dat is mij overkomen in Iran met Hafez, en bleek daar eigenlijk heel gewoon te zijn.
Hafez hoort bij Iran, zoals Rembrandt bij Nederland hoort. Deze nationale trots heeft hij bij z’n sterven in 1390 ongeveer 600 middellange gedichten nagelaten die achteraf verzameld zijn in een boek dat De Divan genoemd werd, een titel die tegenwoordig ‘Gedichtenverzameling’ betekent, maar die ook nog verwijst naar de kussens van de divan waarop in het paleis van de Perzische sultan gezeten, gesproken en naar Hafez geluisterd werd.
Van hof tot de straat
Al die gedichten danken hun faam uiteraard aan de heel bijzondere taal waarin ze geschreven zijn. Ze hebben allemaal dezelfde tweeregelige strofen, dezelfde rijmschema’s en lettergrepen opbouw. Daarom zijn ze ook zo gemakkelijk te onthouden en door te geven. Maar natuurlijk is het ook belangrijk dat ze allemaal over de liefde gaan en over de wijn - Hafez’ grote metafoor van een leven in liefde - en er bovendien vaak muziek bij klinkt. De oproep ‘Schenker - of schenkster - reik mij een beker met wijn’, klinkt steeds opnieuw in de ‘ghazals’ zoals deze tweeregelige gedichten genoemd worden. Zo’n herhaling roept in onze westerse oren gemakkelijk de verdenking van saaiheid op.
Maar Hafez laat zijn prachtige metaforen en verrassende paradoxen spelen met zoveel verschillende milieus - van het hof tot de straat - en met zoveel verschillende mensen - vrolijk en droef, diepzinnig en oppervlakkig - dat saaiheid of verveling niet aan de orde kunnen komen. Wel aan de orde is voortdurend de vraag wat de eigenlijke bedoeling van de schrijver, de eigenlijke betekenis van zijn woorden is. Die vraag heeft alles te maken met het feit dat Hafez ook een mysticus is, en dat liefde voor mensen in zijn ervaring alles te maken heeft met liefde voor God.
En voor Hafez als soefi, dus als moslim met een mystiek geloofservaring, zijn God en mens niet van elkaar gescheiden door de niet te overbruggen afstand waar in Jodendom en Christendom veelal sprake van is. De werelden van aardse liefde en van liefde tot God zijn bij hem zo met elkaar vervlochten dat het men bij het lezen van zijn vurige liefdesgedichten vaak niet weet of de geliefde een mens dan wel God zelf is. Bij vertalingen kunnen dan vaak hoofdletters een oplossing bieden, maar omdat het Farsi - de Perzische taal - geen hoofdletters kent, evenmin als het Arabisch waarvan het de lettertekens heeft overgenomen, kan aan die oplossing altijd weer getwijfeld worden.
Een ander probleem met het Farsi is dat deze taal niet het onderscheid kent tussen ‘hij' en 'zij', tussen mannelijke en vrouwelijke woorden, zodat de geliefde vaak qua geslacht een open vraag kan blijven. De dichter aan wie Iraniërs doorgaans een vrouw als geliefde toegedichten, kan zich, net zoals in de sonnetten van Shakespeare, vaak evengoed tot een man richten. In ieder geval wordt, evenmin als bij Christelijke of Boeddhistische mystieke auteurs, sensualiteit met aan de horizon seksualiteit bij Hafez niet uit de weg gegaan, ze staat in de metaforiek die hij hanteert eerder voortdurend centraal.
Erotiek
Deze benadering van het mysterie van de liefde in een moslim traditie kan ook heel boeiend zijn voor lezers met een christelijke achtergrond. Ze is immers veel radicaler en ook verwarrender dan wat we aantreffen bij Christelijke mystieke schrijvers die over de liefde schrijven. Mystieke auteurs uit Europa, van Hadewych tot Teresa, of van Meister Eckhart tot Willigis Jäger, houden ook van erotiek, en zelfs van bruiloften en een huwelijk om hun ervaring met God te beschrijven, maar blijven niettemin uiterst discreet, anders werden ze vroeger door de Spaanse Inquisitie en tegenwoordig door een of andere Romeinse geloofscongregatie tot de orde geroepen. De moslimwereld kent dat soort controle gelukkig niet, daar blijken goddelijke en menselijke liefde niet van elkaar te scheiden te zijn, en worden afstand en verschil tussen geliefden meer gekleurd door tegenstellingen als goed en kwaad, waar en onwaar.
In de tijd waarin Hafez zijn gedichten schreef werd het filosofische en theologische denken over God en mens in belangrijke mate gekleurd door de ideeënwereld van de Grieks-Romeinse filosoof Plotinus. Volgens hem stort God als Oerbron zich uit in zijn schepselen: een neerwaartse goddelijke beweging waaraan een opwaartse beweging van de schepselen moet beantwoorden. Dat geldt met name voor de mens die bewustzijn en ook zelfbewustzijn in zich heeft. In dat gebeuren - dat als liefdesgebeuren wordt ervaren - zijn God en mens in elkaar vervlochten, een aantrekkelijke eenheidsgedachte waar ook Hafez van getuigt. Voor hem is de reden waarom de wereld en waarom mensen bestaan uiteindelijk geen andere dan de liefde van God en mens. Daarvan wil hij getuigen in zijn Divan.
Christenen kunnen van zijn openheid leren. Hafez houdt niet van dogma’s en nog minder van geestelijken die deze met hand en tand verdedigen. Net als Jezus in de evangelies zet hij deze lieden als ‘huichelaars’ weg. De tijd van dogma’s is voor hem voorbij. Alleen de liefde is belangrijk…
Henk Hillenaar
Die getuigenis is nooit opgehouden, Hafez is de eeuwen door bekend en zelfs populair gebleven. Ook in Nederland is onlangs weer een vertaling van een reeks ghazals met de uitdagende titel De Kroeg van Hafez een succes geworden. Toen ik enkele jaren geleden Chiraz bezocht, de stad, waar de dichter geleefd heeft en gestorven is, heerste er rond zijn praalgraf een toeristische bedrijvigheid zoals je die bij ons in Amsterdam of Giethoorn aantreft. Sedertdien ben ik in zijn werk steeds opnieuw gaan lezen, ondanks de filosofische haken en taalkundige ogen waar je dan onvermijdelijk mee te maken krijgt.
Dat heeft mij gesterkt in de overtuiging - die de laatste jaren steeds meer in mij is gaan leven - van de noodzaak de christelijke theologie te verrijken met wat we van andere religies kunnen leren. De moslim Hafez citeert in zijn ghazals graag Christus en zelfs de Heilige Geest. Christenen kunnen van zijn openheid leren. Hafez houdt niet van dogma’s en nog minder van geestelijken die deze met hand en tand verdedigen. Net als Jezus in de evangelies zet hij deze lieden als ‘huichelaars’ weg. De tijd van dogma’s is voor hem voorbij. Alleen de liefde is belangrijk… Iets van die geest is de laatste vijftig jaren ook steeds meer in onze Dominicus gemeente gaan leven. Zielsverwantschap is ook op gemeente niveau mogelijk. Misschien kunnen we, als er hier straks weer zomerdiensten gehouden worden, ook een dienst aan Hafez wijden. Daarom tot slot een paar regels van deze dichter, aansprekend en tegelijk raadselachtig. Als voorproefje, en als slot van deze poging een ‘column’ te schrijven.
Schenker, laat onze beker opgloeien door het licht van de wijn,
Ministreel, bezing hoe de wereld tegemoet kwam aan ons verlangen.
Helder maanlicht , de schoonheid van jouw stralende gelaat,
Zo luisterrijk jouw mooi gezicht door dat kuiltje in je kin.
De dronkenschap van de liefde richtte mij ten gronde,
Maar ondanks deze bouwval is mijn fundering goed.
Wat kun je beter hebben dan plezier, een goed gesprek, een tuin in de lente?
Waar is de schenker? Waar blijft hij toch ?
Sober of dronken, iedereen is op zoek naar de Vriend.
Moskee of tempel, elke plek is het huis van de liefde.
De weg van de liefde is een weg zonder einde.
Geef je ziel over, er zit niets anders op.
Hafez - losse fragmenten uit Divan
Lees ook
'Vrijheid, liefhebben, een goed glas wijn, het genot'
Rumi en zijn helende taal van melancholie
Henk Hillenaar is emeritus hoogleraar Franse letteren aan de Universiteit van Groningen, publiceerde veel over literatuur en psychoanalyse.
Dit artikel verscheen eerder in de Dominicuskrant van de Dominicuskerk in Amsterdam.