Als kind gold ik als ontroostbaar. Een zielig plaatje en een gewelddadig einde van een sprookje – ik vermocht niet in te zien dat met het in de put gooien van de wolf met een buik vol stenen Roodkapje ‘goed afliep’ – brachten mij van mijn stuk. Een ballon die van glanzend rond was veranderd in slap en verschrompeld, deed mij huilen. Het bracht menig leerkracht tot wanhoop en zelfs mijn geduldige moeder wist lang niet altijd wat ze ermee aan moest. Dus deed zij het enig juiste: ze nam mij op schoot.