Neem God in Nederland, dat elke tien jaar de religieuze staat van Nederland schetst. Bij het verschijnen van het meest recente rapport sprak Stefan Paas in 2016 over ‘de tienjaarlijkse koude douche’. Over vier jaar is het dus weer zover. Het christendom is volgens Paas in Nederland net zoiets als cricket: een zonderlinge hobby voor een kleine groep mensen.
Dergelijke onderzoeken, ook het werk van Joep de Hart en zijn collega’s voor het SCP, maken sterk gebruik van enquêtes. Dat heeft sterke beperkingen, want het gaat om het in kaart brengen van het diepste innerlijk leven van 17 miljoen Nederlanders.
Door de jaren heen is het instrumentarium wel vergaand verfijnd. En men houdt er rekening mee dat God, Jezus en kerk voor een gelovige of ongelovige nu echt iets anders betekenen dan in de jaren zestig, toen deze onderzoeken voor het eerst werden uitgevoerd.
Het SCP richt zich nu voor het eerst uitgebreid op de niet-gelovigen. Daar vind je ‘atheïsten’ (mensen met de overtuiging dat God niet bestaat) en ‘agnosten’ (die het niet weten). Ze zijn volgens het rapport niet bezig met de grote vraag over de zin van het leven. Eerder staat centraal: “Jezelf ontwikkelen, voor anderen zorgen, intense ervaringen beleven en je deel weten van een groter geheel zijn bijvoorbeeld manieren waarop zij betekenis geven aan hun leven.”
Dit klinkt toch verrassend veel als zingeving en dat is een essentieel deel van gelovig-zijn. Wat ontbreekt is de verticale lijn: de verbinding tussen deze levensbehoeften en God. Daar hebben in Nederland ook heel veel christenen moeite mee. Dus gelovig en niet-gelovig liggen niet heel ver uit elkaar.
Vervreemding
De klassieke secularisatiethese, het idee dat religie gedoemd is te verdwijnen in een samenleving waar ‘moderniteit’ (welvaart, hoog opleidingsniveau, wetenschap) opkomt, is tegenwoordig vooral een speeltje van sociologen. Historici en theologen denken er anders over. Die eersten zien dat geloof vaak in golfbewegingen komt en gaat: ont- en herkerstening. En die laatsten weten dat ‘geloof’ een veel, veel breder begrip is dan enquêtes zichtbaar kunnen maken.
Allemaal mooi en aardig, maar intussen sluiten de kerken en is het onmiskenbaar zo dat de laatste decennia elke nieuwe generatie weer minder feeling heeft met het christelijk geloof. Wie doet alsof er geen crisis is, steekt z’n kop in het zand. De werkelijkheid is vanuit christelijk perspectief niet zo vrolijk.
Toen ik als promovendus las over hoe de oprichters van de Evangelische Omroep bij hun eerste ontmoeting vroom op de knieën gingen en dat deze omroep zo in gebed is geboren, dacht ik als eenentwintigste-eeuwse christen ook: poe. Dat laat zien hoezeer secularisatie al onderdeel is geworden van het taalgebruik in christelijk Nederland.
Het SCP waarschuwt voor vervreemding tussen niet-gelovigen en de krimpende groep wel-gelovigen
Remco van Mulligen
Het SCP waarschuwt voor vervreemding tussen niet-gelovigen en de krimpende groep wel-gelovigen. Ik denk dat die waarschuwing een aanvulling verdient. In veel opzichten herkennen seculiere en christelijke Nederlanders zich in elkaar. Ze spreken dezelfde seculiere taal. Een vervreemding die misschien nog wel ernstiger is, vindt plaats tussen die groep en de Nederlandse moslims die in de breedte het religieuze taalgebruik nog wel hoog houden. Dat komt op veel Nederlanders - seculier én christen - al snel over als “fanatisme”. Dat is het allerminst en juist daarom is deze vervreemding een risico. Het zet moslims apart omdat ze vrijmoedig spreken over God.
Interessant is ook dat er, naast sociologen, twee groepen zijn die nog steeds enigszins vasthouden aan de klassieke secularisatiethese. Enerzijds zijn dat, niet verrassend, de atheïsten. Een volledig seculier land is hun vurige wens. Anderzijds is er ook onder “klassiek kerkgaande” Nederlanders, katholiek en protestant, nog veel overtuiging dat secularisatie onontkoombaar is. Maar dan als doembeeld.
Deze groep beschouwt niet-georganiseerde vormen van religie te makkelijk als waardeloos, als niet-religie. Terwijl onlangs bij de verschijning van het boek Onzeker weten nog bleek: er zit ook in die niet-institutionele zoekende religie nog heel veel christelijke essentie.
Fuzzy religion
Steve Bruce is de bekendste socioloog die blijft volhouden: de secularisatiethese klopt. Filosoof Charles Taylor schreef er zijn Een seculiere tijd over, waarin hij ook Bruce aanhaalt. Als samenleving zijn we het contact met transcendentie, die verticale lijn met God, kwijt aan het raken. Het is een gesloten wereld - dat constateert Taylor. Maar wat vaak onvermeld blijft: hij eindigt zijn werk met manieren waarop religie zich volgens hem zal gaan herstellen, maar dan buiten de klassieke instituten om. Dat maakt de katholiek Taylor zo interessant.
De moslims die ik ken benadrukken telkens de waarde van de Koran als reciet van God. Mensen en culturen veranderen, maar het boek is eeuwig en blijft. Voor christenen en hun Bijbel is dat niet anders. Zelfs als de kerk ineenstort.
De laatste decennia groeit het fenomeen fuzzy religion. Mensen die wel ‘ergens’ in geloven, maar eigenlijk niet weten wat. De instituties zijn weggeslagen en wat overblijft is een groeiende anarchie. In de basis is dit scheikunde: als je energie pompt in een systeem, zal de entropie, de chaos, toenemen.
We leven al jaren in het rijk van de fuzzy religion. De meerderheid van de mensen weet het niet zo precies meer. Ze noemen zich spiritueel, agnost, ‘wel gelovig maar niet religieus’, ‘wel katholiek maar niet Rooms’. Sommigen zien zich op de een of andere manier als volgeling van Jezus. Het waaiert alle kanten op.
Dat geheel is ontzettend lastig in kaart te brengen. Daardoor levert elk onderzoek weer nieuwe resultaten op. Dat leidt tot mooie persberichten, interviews met sociologen en ronkende krantenkoppen die zowat elk jaar weer opnieuw melden dat nu ‘voor het eerst’ meer dan de helft van de Nederlanders niet meer gelooft. Voor deze onderzoekers is zo’n fuzzy werkelijkheid the gift that keeps on giving.
Het SCP-onderzoek is er één in de rij van vele. Volgend jaar trekken we ongetwijfeld op basis van nieuwe data weer dezelfde conclusie.