Margreet Sanders is geestelijk verzorger in een vrouwengevangenis. Ze schrijft verhalen over haar ervaringen daar, zoals over Audrey. In mei 2024 verschijnt haar tweede boek: 'In de gevangenis wil je God'.
Door Margreet Sanders
“Kunt u zich dat voorstellen”, zegt Audrey, “dat ze mij naar de liefste vrouw ooit hebben vernoemd, terwijl ik een rotkreng ben."
Ik heb Audrey opgehaald op haar eigen verzoek. Ze kijk me aan en begint opeens te huilen. “Kom ga zitten”, zeg ik, “en vertel me wie je bent.”
In tranen neemt ze een koekje. Ik zie haar slechte gebit. “Wat is er met je tanden gebeurd?”, vraag ik. “Rotte tanden”, zegt ze, “van het gebruik.” Ik vraag hoe oud ze is en of ze kinderen heeft. Haar antwoorden zijn kort en afhoudend. Als ik doorvraag, verkrampt ze. Tot ik over haar oma begin.
“Oma heeft mijn leven gered. Toen mijn moeder, die tyfushoer, me op mijn vijfde aan een oom heeft verkocht – voor 10.000 gulden ben ik te weten gekomen, heeft oma me met gevaar voor eigen leven gered. Audrey vertelt verder hoe oma haar grote voorbeeld was.
Ik vraag wat ik voor haar kan doen. Eerst geen antwoord, maar dan zegt ze dat ze nooit om haar oma heeft kunnen rouwen. “Ze is in mijn armen gestorven.”
“Zullen we een herinneringsschriftje voor je oma maken?”, stel ik voor. Het is inmiddels vier uur. We hebben nog maar heel even. Ik zoek een schriftje met ringband uit. Ik geef haar een stapel tijdschriften en stel voor dat ze plaatjes uitknipt die aan haar oma doen denken en misschien kan ze op lege bladzijden verhaaltjes schrijven die met oma te maken hebben.
“Dat ga ik doen, voor oma”, antwoordt ze terwijl ze al begint te bladeren.
Op dat moment gaat het alarm af. Audrey schrikt. Ik schrik. Een snerpend geluid. Het signaal voor algehele bevriezing. Ik kijk naar Audrey. Ze panikeert.
Ik zie dat er nog twee koekjes op de schaal liggen. “Zullen we er nog eentje nemen?”, vraag ik haar. “Ik heb tandpijn”, zegt ze. “Links, maar dan kun je rechts nog wel eten, toch?”, zegt ze met gelukkig opnieuw het begin van een lach. Terwijl we samen met een mond vol koek staan, dooft het alarm. Tot ons beider opluchting.