Menselijke gestalten, gesneden uit grof hout, heel gewoon en toch vervreemdend. Deze beelden zijn het handelsmerk geworden van de Duitse beeldhouwer Stephan Balkenhol. De kunstenaar laat de toeschouwer onthand achter in een verwarrend grensgebied tussen het bekende en het vreemde. Dat maakt hem geliefd bij religieuze opdrachtgevers.

Door Eric Corsius

Ze staan soms als monumenten in de openbare ruimte, soms als kunstwerken in een museum: de sculpturen van Stephan Balkenhol (Fritzlar, 1957). Ze zijn aan de ene kant vaak feesten van herkenning, aan de andere kant zijn ze ook verwarrend en desoriënterend.

De herkenning heeft op de eerste plaats te maken met de unieke stijl en werkwijze van Balkenhol. Vrijwel al zijn werken zijn op een rafelige manier uit hout gesneden, veelkleurig beschilderd en onverbloemd figuratief. Dat geeft ze iets kinderlijks en volks, ondanks alle verfijndheid. De meeste figuren staan kaarsrecht poserend voor ons. Vaak keren dezelfde personages terug, met als hoofdrolspeler een doorsnee witte, volwassen man met een keurig kapsel, een zwarte broek en een wit overhemd. Hoewel ze niet representatief zijn voor onze veelkleurige bevolking, zijn deze figuren in zekere zin de archetypes van de ‘gewone’ man of vrouw in onze westerse samenleving. De beelden van Balkenhol lijken op de vele voorbijgangers in ons dagelijks leven.

Sfinxen

De verwarring slaat vaak toe bij nader toezien – zoals zo vaak bij goede kunst. Hoe ‘gewoon’ de figuren ook zijn: ze hebben ook een vervreemdend karakter. Ze lijken afwezig, afstandelijk en ongeïnteresseerd de wereld in te kijken, met de gelaatsuitdrukking van een fantoomtekening. Dit verleent hun iets spookachtigs en onwerkelijks. Alleen al in hun verschijningsvorm lijken ze ons raadsels voor te houden. Het zijn sfinxen.

Tegen die achtergrond is het dan ook niet zo vreemd, dat Balkenhol soms ook surrealistische dubbelwezens creëert, waarin menselijke en dierlijke kenmerken zijn gecombineerd: menselijke gestalten met dierenhoofden of andersom. Ook verwerkt hij af en toe motieven uit de antieke kunst, de renaissance en de traditie van Rodin: de ‘gewone’ man doet zich dan voor als een mythische held of ontpopt zich als De Denker. De vluchtige voorbijganger krijgt een tijdloos en mysterieus aura. Dat ze desondanks niet uit steen zijn gehouwen, maar uit grof hout zijn gesneden, maakt de aanblik extra ontregelend.

De menselijke gestalten van Balkenhol zijn stuk voor stuk een Ecce Homo, maar dan in de paradoxale vorm van een understatement. Ze provoceren niet door kwetsbaarheid, maar door zwijgzaamheid. We staan niet oog en oog met een confronterend en beschuldigend menselijk gelaat, maar met ontwijkende, op het oneindige gerichte of naar binnen gekeerde ogen. De figuren hebben ons niet iets te zeggen en drukken niets uit, maar ze laten het aan ons over, om te gissen naar een betekenis, als die er al is. Stille wateren hoeven geen diepe gronden te hebben, maar we kunnen er wel gebiologeerd naar kijken. “Het is niet mijn taak, om het geheim te onthullen”, aldus de kunstenaar zelf.

Religieuze opdrachtgevers

Dat Balkenhol ons onthand achterlaat in een verwarrend overgangsgebied tussen het bekende en het vreemde, maakt hem ook geliefd bij religieuze opdrachtgevers die niet terugschrikken voor een zachte provocatie. Het leidde in 2012 tot een ironische aanvaring tussen enerzijds de katholieke kerk in het Duitse Kassel en anderzijds de organisatie van de Documenta, de eerbiedwaardige, iedere vijf jaar in Kassel plaatsvindende tentoonstelling van hedendaagse kunst. Uitgerekend dit instituut, dat garant staat voor grensverlegging in de kunst, was gepikeerd door het (misschien ook niet echt tactische) kerkelijke initiatief van een schaduwtentoonstelling, waarin ook Balkenhol een rol speelde. "Zo weten de mensen niet waar ze aan toe zijn", luidde het bezwaar.

En inderdaad: bij Balkenhol weet je niet, waar je aan toe bent. Dat is nu eenmaal zo bij goede kunst.

 

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.