Er was een tijd dat het publiek tijdens concerten rustig verder keuvelde. Maar geleidelijk aan ontwikkelden musea en concertgebouwen zich tot heilige plaatsen en kreeg de kunstenaar priesterlijke trekken. Beethoven, wiens 250ste geboortedag we dit jaar herdenken, heeft tegen wil en dank aan deze ontwikkeling bijgedragen. Juist omdat zijn composities ‘autonome’ kunstwerken waren en als zodanig gehonoreerd wilden worden.

Door Eric Corsius

Als gelovige zit ik vaak in driekwart lege kerken. Als muziekliefhebber zit ik geregeld in half volle zalen. Op het gekelderde kerkbezoek reageer ik met verdriet, maar ook met gelatenheid. Uiteindelijk vindt het geloof wel zijn weg en zijn er misschien andere vormen waarin, plekken waar en tijden waarop het wordt gevierd. De Geest is creatief en veerkrachtig. Muziek – en kunst in het algemeen – kan echter niet zonder publiek. Als concertzalen worden gesloten en straks niemand meer klassieke muziek speelt of beluistert, is dat niet meer terug te draaien. Cultuur is minder weerbaar en veerkrachtig dan geloof. (Wie erop bezuinigt weet dan ook niet wat hij aanricht.)

Waarom dringt zich echter aan mij de vergelijking op tussen kerken en concertzalen? Dit heeft wel degelijk zijn redenen. Sinds de negentiende eeuw zijn de gebouwen waarin kunst werd beoefend en genoten, steeds meer tot heilige plekken geworden. Musea, theaters en concertzalen werden tot tempels. Hier wordt ademloos gekeken en bewonderend geluisterd – en vooral gezwegen, uit eerbied voor de kunstenaar die een pontificale status kreeg. Die werd tot een genie, die de brug sloeg tussen de muzen in de hemel en de mensen op aarde.

Beethoven

Eén van die kunstenaars die nolens volens heeft bijgedragen aan deze ontwikkeling, was de componist Ludwig van Beethoven, wiens 250e geboortedag dit jaar wordt herdacht. Tot 1800 werd vooral gemusiceerd aan het hof en ten huize van de adel, ter opluistering van feesten, ontvangsten en maaltijden – of in de kerk, om de liturgie kracht en kleur bij te zetten. Geleidelijk echter ontstond het fenomeen van het concert voor de burgers. Maar ook al had hierbij de muziek een meer zelfstandige rol en status: ze was toch vooral amusement. Tijdens de muziek ging de conversatie daarom gewoon door. Fijnbesnaarde en ambitieuze toonkunstenaars als Beethoven was dit een doorn in het oor. Zijn composities waren strikt ‘autonome’ kunstwerken en moesten als zodanig worden gehonoreerd – en de artiest dienovereenkomstig geëerd, ja: vereerd. Beethoven en zijn collega’s legden hun luisteraars steeds meer het zwijgen op en dwongen respect af, voor zichzelf en hun werk.

Het was het begin van een ontwikkeling, die ertoe leidde dat tot op heden praten, ritselen en kuchen tijdens klassieke concerten wordt verfoeid en met verwijtende blikken wordt bestraft en dat de introïtus van een solist of dirigent in de zaal een eerbiedige en gewijde stemming oproept. Maar niet alleen de ruimte en het gebouw werden tot een heiligdom. Zoals gezegd kreeg de kunstenaar zelf priesterlijke trekken. Hij werd tot een cultfiguur, die werd aanbeden. Zo werd Beethoven zelf tot ver in de twintigste eeuw als een profeet beschouwd die over goddelijke gaven beschikte en hoog boven de menigte uittorende. Inmiddels is deze mythe drastisch bijgesteld. Beethoven wist weliswaar wat hij waard was en kon op cultuurbarbaren (ook als zij hoorden tot de hoogste kringen) neerkijken. Hij was echter niet vol van zichzelf, doch vooral van de muziek, die hij nederig en obsessief diende.

Spirituele ziel

Natuurlijk was Beethoven ook een spiritueel mens, die ragfijn de menselijke ziel blootlegde. Bij alle vervoering en extase die deze muziek bij ons oproept, moeten we echter niet vergeten, dat de perfectionist Beethoven lang en hard sleutelde aan zijn werken. Zijn composities kwamen niet uit de hemel vallen, maar waren het resultaat van ijver en toeleg. Vaak waren zijn motieven en motoren ook nogal prozaïsch: broodwinning en erkenning door opdrachtgevers en publiek. Dat deed echter niets af aan zijn passie voor de schoonheid en zijn oecumenische geloof in de god van alle mensen, die hij in zijn Negende Symfonie uitriep tot elkaars zussen en broers. De echo daarvan klinkt nog steeds.

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.