"Buig mee om gevoelens van falen en mislukking te voorkomen", leerde Liesbeth Gijsbers ooit tijdens een cursus 'omgaan met dementerenden'. Handige vuistregel als je als vrijwilligers een spelletjes komt doen met een vriendelijke oude heer. "Gevrijwaard van een gezamenlijk verleden ontmoet ik allereerst een goedlachse, oude, vergeetachtige man, die op zijn manier geniet van een rommelpotje dammen." Moeilijker is het voor de naasten. "Zij moet leren kijken voorbij dat voorgoed verloren verleden, voorbij die oude identiteit."
Door Liesbeth Gijsbers
Of hij zin heeft in een potje dammen, vraag ik hem. Hij zit niet lekker in zijn vel, de uren vallen hem lang en zwaar vandaag. Maar bij dit voorstel lichten zijn ogen op: nou en of hij zin heeft! Arm in arm schuifelen we van zijn kamer naar de huiskamer van het hospice. Ik help hem aan tafel, schenk thee in, pak het speelbord en het kistje stenen uit de kast en neem plaats tegenover hem.
Zwart-wit
Dan slaat de onzekerheid bij me toe: is dit wel zo’n goed idee? Hij lijdt niet alleen aan kanker maar ook aan alzheimer. Herinnert hij zich de regels van het spel nog? Ik alvast niet, het is minstens dertig jaar geleden dat ik voor 't laatst een dambord zag. Resoluut draait hij het bord een kwartslag om; blijkbaar lag het verkeerd. Uit het kistje neemt hij twee schijven, één witte en één zwarte, waarmee hij onder het tafelblad begint te rommelen. Ik ontspan: hij heeft dit duidelijk vaker gedaan en lijkt er niets van te zijn vergeten. Hoffelijk houdt hij me zijn twee grote vuisten voor. Als vrouw mag ik natuurlijk kiezen. Ik wijs de rechter aan: zwart, dus hij mag zo beginnen. Stilzwijgend plaatsen we onze stenen op het speelveld. Voor elke beurt denkt hij lang en diep na. Dan schuift hij een van zijn witte stenen vooruit, en slaat er soms een zwarte van mij mee weg. Alles gaat goed.
Totdat het misgaat. Want zodra onze stenen door elkaar komen te staan op het bord, vergeet hij met welke kleur hij speelt. Dan slaat hij net zo enthousiast met een steen van mij zijn eigen witte stenen weg. Ik probeer hem nog te corrigeren. ‘Nee nee, die is van mij! U speelt met wit!’ Hij kijkt me glazig aan. Zijn wereld is allang zo zwart-wit niet meer als de mijne en heeft nauwelijks nog binding met de regels. ‘O ja, dat is waar ook’, mompelt hij niet-begrijpend. Zijn grote hand beweegt zich naar het bord, hij wil mijn steen gehoorzaam terugschuiven maar weet niet meer waarheen. Of waartoe. Bang en onzeker kijkt hij op.
Buig mee
In een flits herinner ik me dan de belangrijkste les uit de eendaagse VPTZ-cursus ‘Omgaan met dementerenden’: buig mee om gevoelens van falen en mislukking te voorkomen, want die maken de dementerende alleen maar angstiger. Onmiddellijk lap ik alle regels aan mijn laars en speel verder op zijn manier. Zwart of wit, wat maakt het uit, de stenen raken ook zo wel op. Uiteindelijk sla ik als laatste een paar schijven van het bord. Hij feliciteert me hartelijk, ik heb ‘gewonnen’. ‘Nog eentje?’ vraagt hij hoopvol.
Tranen
Midden in ons tweede spel arriveert zijn dochter. Ze slaat ons stilletjes gade. Dit keer ‘wint’ hij. ‘Eén-één!’ roep ik. ‘Ik krijg jou nog wel!’ antwoordt hij ondeugend. Lachend aan de arm van zijn dochter verlaat hij de huiskamer. Maar in haar ogen zie ik tranen staan.
Bij het weggaan spreek ik haar nog even. Ze vertelt me hoe pijnlijk ons spel haar trof. Door die rottige alzheimer kent ze haar vader met de dag minder terug. ‘Moet je je voorstellen,’ vertelt ze, ‘ooit was hij bijna Nederlands kampioen dammen! Zo fanatiek als hij erin was! En moet je hem nu toch eens zien. Afschuwelijk!’
Opgebouwde identiteit
Samen leren vader en dochter me die middag veel bij over ‘meebuigen’. Alzheimer maakt korte metten met wie we ooit geweest zijn. Het is een ziekte die geen spaan heel laat van onze zorgvuldig opgebouwde identiteit. Niet voor niets spraken we vroeger van ‘kinds’. Voor de naasten – vertrouwd als zij zijn met die identiteit – is dat een pijnlijk gegeven. Bij leven gaat alles daarvan dood, bij leven lijkt vader opeens vader niet meer.
Maar is met onze identiteit álles dan verloren? Ik geloof van niet. Ik geloof dat daaronder of daarachter nog iets anders schuilgaat. Iets duurzamers, iets onaantastbaars. Iets wat deze man precies tot deze man maakt en pas sterft met zijn dood. De kunst van het meebuigen is dan misschien dat je je leert richten op die allerdiepste, onveranderlijke kern. Maar voor mij is dat gemakkelijker dan voor zijn dochter.
Verloren verleden
Gevrijwaard van een gezamenlijk verleden ontmoet ik allereerst een goedlachse, oude, vergeetachtige man, die op zijn manier geniet van een rommelpotje dammen. Zijn dochter ziet iets heel anders. Haar blik is gekleurd door hun voorgeschiedenis. Vertrouwd als ze is met de talloze beelden en verhalen die ook háár identiteit zijn gaan bepalen, ziet en ervaart zij in het spel vooral verlies: verlies van een vader die nog maar een schim lijkt van zichzelf. Van haar wordt veel meer gevraagd dan meebuigen. Zij moet leren kijken voorbij dat voorgoed verloren verleden, voorbij die oude identiteit. Ze moet hun hele geschiedenis almaar laten sterven in het nu, want deze ziekte houdt geen rekening met het verleden. Al wat rest is de naakte werkelijkheid van het nu.
Bron: Antenne (VPTZ), nr. 133, september 2016; een tijdschrift voor vrijwilligers in de palliatieve zorg.
Liesbeth Gijsbers begeleidt mensen met zingevingsvragen rond verlies en dood. Meer informatie: www.liesbethgijsbers.nl