Paulien van Bohemen is geestelijk verzorger in een verpleeghuis. Ze tekent scènes op uit het dagelijks leven aldaar. "David kwam niet terug. Nooit meer."

Door Paulien van Bohemen

“Och, meisje, ben je door de zusters gestuurd om me naar binnen te roepen? Dat is lief, maar niet nodig.” Hij zit op een bankje bij de vijver in de tuin van het verpleeghuis. Het motregent. “Ik zit te denken aan vroeger. Aan de oorlog. Aan David, om precies te zijn.” Hij rilt en zet zijn capuchon op.

“David was mijn buurjongentje. Hij woonde pal naast ons met zijn ouders, zusje en oma. We waren acht jaar oud en speelden heel vaak samen. Beetje kattenkwaad uithalen: portemonnee aan een touwtje op de stoep leggen en dan in de struiken wachten tot iemand het ding wil oprapen. Dat soort ongein.” Hij glimlacht weemoedig.

“Toen kwam de oorlog. Op een nacht werd ik wakker van kabaal buiten. Ik sloop uit bed en trok het gordijn een beetje open. Er stonden vier Duitse soldaten op de ramen en de voordeur van Davids huis te bonken. Zijn vader deed open. Hij werd door een van de militairen naar buiten gesleurd. De anderen stoven naar binnen en kwamen al snel terug met David en de rest van de familie. Ze werden de straat op gedirigeerd in hun pyjama en op blote voeten. De soldaten schreeuwden en duwden hen hardhandig in een soort militaire vrachtwagen. Even later scheurden ze weg. Ik kroop met bonzend hart terug in bed en kon niet meer in slaap komen.” Hij bijt op zijn onderlip.

“De volgende ochtend bleek de voordeur nog open te staan. Ik ben naar binnen gegaan. Het was doodstil. In Davids slaapkamer lagen zijn deken en laken op de grond. Ik heb toen zijn bed opgemaakt, voor als hij terugkwam. Ik vroeg aan mijn ouders waar David heen was. Ze zeiden, dat ze dat niet wisten. David kwam niet terug. Nooit meer.”

Hij staart over het water. Op de vijver landt een wilde eend.

“Weet je, ik begin steeds meer te vergeten. Vraag me niet wat ik eergisteren gegeten heb. Maar David? Die blijft me bij.” Hij kijkt naar de eend, die met zijn snavel in het water hapt. “Ik zie hem nog voor me. Dat is goed. De herinnering aan David staat als een monument in mijn geheugen gegrift.”

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.