De jonge zwarte dichteres Amanda Gorman werd wereldberoemd door haar optreden tijdens de inauguratie van Joe Biden tot president van de VS. Erik Borgman bespreekt haar nieuwe poëziebundel 'Call Us What We Carry'. Zij opent een nieuw zicht op de mogelijkheid om 'aan de catastrofe voorbij te geloven'. Over de ecologische noodzaak om anders te denken over onze plaats in de wereld.
Door Erik Borgman
Tweeëntwintig was zij nog maar en haar opgetreden tijdens de inauguratieceremonie van president Joe Biden als 46ste president van de Verenigde Staten van Amerika op 20 januari 2020 maakte haar wereldberoemd. De zwarte dichteres – Spoken Word Artist – Amanda Gorman publiceerde haar eerste bundel al op zestienjarige leeftijd. In 2017, als ze negentien is, wordt ze verkozen tot de eerste National Youth Poet Laureate van de Verenigde Staten. Inmiddels is zij cum laude afgestudeerd aan de prestigieuze universiteit van Harvard.
Tegelijkertijd: als kind had zij een spraakgebrek en zoals veel zwarten is ze opgevoed door een alleenstaande moeder.
Zwart en katholiek
Gorman beschouwt zichzelf niet alleen als schrijver en dichter, maar ook als activist ten behoeve van de rechten en de waardigheid van zwarten en vrouwen, en tegen de klimaatverandering. It’s not enough for me to write, zegt ze in 2018 in een interview, I have to do right as well.
Gordon is een zwarte katholiek. Zij hoort tot St. Bridgid Catholic Church in Los Angeles, een parochie die is toevertrouwd aan de Josephites, een religieuze congregatie die zich sinds de Amerikaanse burgeroorlog speciaal richt op het pastoraat aan Afro-Amerikanen. Zowel de katholieke als de zwarte tradities klonken door in het gedicht dat zij bij Bidens inauguratie voordroeg, voor de president en zijn vrouw, voor de Amerikanen en voor de wereld, onder de titel The Hill We Climb.
Licht op de kandelaar
Vooral het slot van dit gedicht maakt indruk vanwege de combinatie van strijdbaarheid en het besef van de bovenmenselijke omvang van wat er moet gebeuren, wil het leven zich in zijn volle potentie kunnen ontvouwen. In de vertaling van haar Nederlandse collega Spoken Word Artist Zaire Krieger, luidt dit slot:
Onze mensen, divers en krachtig
Zullen opstaan, broos, maar prachtig.
Als de dag aanbreekt en wij uit de nacht ontwaken,
Vrij van angst en blakend.
De ochtend bloeit vrij van pijn,
Want er is altijd licht,
Als we de moed hebben het te zien,
Als we de moed hebben het te zijn.
Tegen de achtergrond van het geweld en de racistische leuzen waarmee het Amerikaanse Capitool twee weken eerder was bestormd, liet Gorman de moed spreken om het licht te zijn waarvan het evangelie zegt dat het op de kandelaar gezet moet worden, zodat iedereen in huis het ziet (Luc. 8,16; vgl. Mat. 5,15; Mar. 4,21).
Doodsbang
Gorman was, zo vertelde ze in een interview, doodsbang voor wat er in Washington met haar kon gebeuren. Tegelijkertijd was zij ervan overtuigd dat haar angst een teken was van het belang van haar optreden. De ruimte voor het Capitool “moest opnieuw worden vormgegeven, die ruimte moest worden vernieuwd en er moest verzoening mee plaatsvinden”.
Tijdens de Covid19-pandemie van 2020 en 2021 heeft Amanda Gorman een indrukwekkende bundel geproduceerd. Oorspronkelijk was deze bundel aangekondigd als The Hill We Climb and Other Poems, maar hij verscheen onder de intrigerende titel Call Us What We Carry, 'Noem ons wat wij dragen'. Het inauguratiegedicht staat erin, maar verder bevat de bundel vrijwel allemaal nieuw werk.
Natuurpoëzie
De teksten verbinden de strijdbare inzet voor de waardigheid van zwarte Amerikanen en vluchtelingen met het gevoel van stagnatie en isolatie gedurende de lockdown, en met aandacht voor de natuur in de precaire situatie waarin deze zich bevindt.
Gorman is zich ervan bewust dat 'natuurpoëzie' het beeld oproept “van oude, witte mannen op bankjes die over het existentialisme nadenken”, volledig geïsoleerd van “elke echt diepgaande vraag over ras, gelijkheid... het leven”. Haar poging het verbeelden van de natuur juist wel met deze vragen te verbinden, “vanuit de perceptie van de gemarginaliseerden, die doorgaans degenen zijn die de zorg hebben voor de aarde, de gewassen planten en van het land worden verdreven”, levert een opmerkelijk resultaat op: de identificatie van mensen met een gebroken geschiedenis en een beschadigd leven enerzijds met de gebroken aarde en het beschadigde universum anderzijds.
Ware naam
In een gedicht, dat met de titel What We Carry suggereert een verduidelijking te zijn van de titel van haar bundel, stelt Gorman vast:
We hebben onze ware naam geleerd –
Niet hoe we genoemd zijn,
Maar wat we geroepen zijn
Verder te dragen vanaf hier.
Wat zouden we dragen, indien niet
Waarover en om wie wij ons het meest zorg maken.
(Met excuses voor de houterige vertaling, maar er is nog geen Nederlandse vertalingen van de bundel beschikbaar en ik ben geen dichter!)
Om duidelijk te maken wat het is “waarover en om wie wij ons het meeste zorgen maken”, brengt Gorman de natuur in beeld als symbool van het precaire, rommelige en tegelijkertijd wonderlijke. Zoals het bestaan van mensen in de marge van de samenleving precair, rommelig en tegelijkertijd wonderlijk is:
Als kinderen zaten we in het gras,
Visten met onze handen in het vuil.
We voelden het vochtige bruine
Universum kronkelen, alert en levend,
Aarde gevat in de boot van onze handen.
Onze ogen groot van verwondering.
Kinderen begrijpen:
Zelfs derrie is een cadeau,
Zelfs wat is besmeurd, is wonderlijk,
Wat is bezoedeld, is nog altijd subliem.
Liefde
De “boot van onze handen” is een verwijzing naar de ark van Noach en de open handen die de boot vormen, noemt ze verderop in het gedicht “iets bloeiends” (a blooming thing). Het is de bloei van het liefhebben, waarvan Gorman zegt dat ze verlies met zich meebrengt – Loss is the cost of loving – maar dat verlies is tegelijkertijd onze schat en verbindt ons met de beschadigde aarde, het besmeurde universum waar we ons zorgen om maken, maar dat ons tegelijkertijd imponeert en fascineert. En draagt.
Deze liefde bewaart de dichteres in haar woorden, in het volle besef van de verantwoordelijkheid die dit betekent:
Woorden maken uit, want
Taal is een ark.
[…]
Taal is levensambacht,
Ja,
Taal is een reddingsvlot.
Zodat de alerte en levende, maar besmeurde aarde niet verloren gaat, maar de waarheid van haar in beschadigingen verborgen schoonheid – One globe, wonder-flawed – onthult. Gormans poëzie proost
Op het behoud
Van dat geweldige licht!
Het draait voor Gorman om toewijding aan dit licht:
Wat zouden wij anders zijn
Dan de prijs van het licht.
Prijs in de dubbele betekenis: dat wat betaald moet worden en dat wat het teken is van een overwinning. Voor haar betalen mensen met hun leven en is hun leven tegelijkertijd wat zij winnen. Hier klinkt verrassend concreet het evangelische adagium: wie zijn leven verliest, zal het winnen.
De enige glorie
Gorman ziet mensen wier leven beschadigd, aangetast en besmeurd is - en daarin een verborgen schoonheid heeft, zoals dit geldt voor haar eigen leven - als degenen die in hun beschadiging zijn wat zij geroepen zijn verder te dragen: het licht, de wereld. “Wij geloven de catastrofe voorbij”, we believe beyond disaster. Dat dit de hoogste en diepste menselijke waardigheid is, dat is de uiteindelijke betekenis van de titel van Gormans bundel:
… wat we over hebben
Is alles wat nodig is.
Wijzelf zijn voldoende,
Alleen gewapend
Met onze handen,
Open maar ongeleegd,
Zoals iets bloeiends.
We lopen morgen binnen,
Niets dragend
Behalve de wereld.
Volgens het Bijbelboek Genesis boetseert God de mens uit de aarde en blies hem levensadem in de neus (Genesis 2,7). God brengt de mens in de tuin die Hij in Eden heeft aangelegd om deze te bewaren en te bewerken, te beheren en erover te waken (vers 15). Gorman gedichten maken duidelijk dat ook al is de tuin beschadigd en besmeurd en ervaren wij dat onze lichamen en onze levens uit beschadigde en besmeurde aarde zijn geboetseerd, de opdracht om te bewaren en te bewaken nog altijd staat. En onze pijnlijk paradoxale, maar enige glorie is.
Armanda Gorman, Call Us What We Carry: Poems, London: Chatto & Windus 2021.
De ecologische noodzaak om anders te denken over onze plaats in de wereld was tevens het onderwerp van Erik Borgmans vorige column: De ecologie van Kerstmis.
Voor de Nederlandse vertaling van Gormans inauguratie-gedicht, vertaald door haar Nederlandse collega, Spoken Word artist Zaïre Krieger, zie Amanda Gorman, The Hill We Climb, Amsterdam: Meulenhof 2021.
Krieger is te zien terwijl zij haar vertaling voordraagt op YouTube: