Bestaat er wel zoiets als een Nederlandse nationale identiteit? De verhalen, symbolen, stereotypen en clichés over Nederland en Nederlanders zijn feitelijk niet volledig juist; ze gelden niet voor iedereen. Je hebt spreekwoordelijk zuinige Nederlanders en landgenoten die het geld over de balk gooien. De veelgeprezen tolerantie voor seksuele minderheden is ver te zoeken in de kleedkamer van een gemiddelde middelbare school.
Aan de andere kant: de verhalen die we vertellen over wat ons eigen is, zijn invloedrijk en belangrijk voor mensen. Elk land heeft verhalen die symbool staan voor die eigenheid. Deze verhalen veranderen met de tijd.
Afgelopen zomer publiceerde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) een rapport over nationale identiteit, Denkend aan Nederland. Het SCP vroeg Nederlanders voor het eerst op grote schaal naar hun opvattingen over nationale identiteit.
De conclusie stelt gerust: in de kern zijn de ondervraagden het eens over wat Nederland tot Nederland maakt. Taal, tradities en symbolen scoren hoog, vrijheid geldt als een grote gemene deler.
De verhalen die we vertellen over wat ons eigen is, zijn invloedrijk en belangrijk voor mensen. Elk land heeft verhalen die symbool staan voor die eigenheid
kees posthumus
Niettemin loopt het debat over nationale identiteit nu en dan flink uit de klauwen. Aan de basis daarvan ligt een tweedeling. Aan de ene kant van de streep staan burgers die zich met Nederland verbonden voelen op basis van symbolen en tradities. Aan de andere kant heb je mensen die verbondenheid ervaren op basis van de burgerlijke vrijheden die ons land kent, zoals gelijkheid voor de wet van vrouwen en mannen, homo’s en hetero’s.
De een ziet Sinterklaas het liefst zo traditioneel mogelijk binnenkomen, met stoomboot en Zwarte Piet. De ander wordt warm van zoenende leernichten tijdens de jaarlijkse Canal Pride in de Amsterdamse grachten.
Spraakmakers
Wat het SCP deed voor heel Nederland, doet Anne Stael binnen organisaties: op zoek gaan naar gedeelde waarden en gezamenlijke identiteit. Vanuit haar bureau Zien wat onzichtbaar is adviseert Stael organisaties over de verbinding van zingeving en zakelijkheid.
Stael: “Ik word gevraagd voor audits in de zorg, om te ontdekken welke waarden in een organisatie belangrijk zijn en hoe die waarden dan binnen de organisatie naar voren komen. uit blijkt. Cliënten, medewerkers en bestuurders zitten samen om de tafel. Gaandeweg ontstaat, door de verhalen die mensen vertellen, een rode draad van gedeelde waarden. Dat is een motiverend en bemoedigend proces, waarin verschillen worden benoemd en overbrugd. Mensen voelen zich meer of minder verbonden met die waarden. De uitkomst van zo’n proces is vervolgens geen voldongen feit. De organisatie kan actie ondernemen om mensen mee te nemen in het verhaal.”
De gesprekken die Stael voert. zijn gericht op de vraag waar de betrokkenen het wél over eens zijn. Dat is bij discussies over nationale identiteit zelden het geval. Op de flanken nemen spraakmakers heftig stelling. Daardoor ontstaat de indruk dat twee groepen lijnrecht tegenover elkaar staan. Het SCP concludeert op basis van zijn onderzoek dat het wel meevalt met die polarisatie. Wij blijken het meer eens te zijn met elkaar, dan soms lijkt in ronkende Twitterberichten en haatmails.
Paaseitjes
Denkend aan Nederland concludeert dat religies zoals de islam, boeddhisme en in mindere mate het christendom voor de meeste Nederlanders geen bron van verbondenheid vormen.
Dat leek in februari 2017 wel even anders. Dat kwam door chocola. De oer-Hollandse HEMA had besloten haar chocolade-eitjes, tot dan toe paaseitjes, voortaan verstopeitjes te noemen.
Premier Rutte kwam bij Radio 1 dapper op voor dit eeuwenoude, nu ernstig bedreigde christelijke gebruik. Bij de EO pleitte hij ervoor om de christelijke feesten in stand te houden, zoals ze altijd zijn geweest, met paaseitjes.
Fijntjes wees presentator Tijs van den Brink er op dat er niks christelijks is aan paaseitjes. Met die kritische noot kon de premier niets, zijn statement bleef staan: blijf met je handen van onze paaseitjes af.
Denkend aan Nederland concludeert dat religies zoals de islam, boeddhisme en in mindere mate het christendom voor de meeste Nederlanders geen bron van verbondenheid vorme
kees posthumus
Dit voorbeeld komt van religiewetenschapper Ernst van den Hemel. Hij werkt bij het Meertens Instituut en promoveerde op de invloed van calvinisme op de politieke cultuur en identiteit van Nederland. Hij onderzoekt de rol van religie in de nationale identiteit.
Van den Hemel: “Ik dacht: wat gebeurt hier? Een liberale premier, voor wie scheiding tussen kerk en staat en vrije markt twee hoofdpunten zijn, zegt tegen een bedrijf dat het de christelijke traditie moet beschermen. Duizenden tweets volgden: ‘Paaseitjes mogen niet eens meer! What’s next? Voor je het weet is het over met Kerstmis en moeten we Suikerfeest vieren’.”
De paaseitjes waren volgens Van den Hemel symbool geworden van een bedreigde nationale identiteit, uit angst voor voortgaande islamisering. “Was iemand op paaseitjes gekomen, wanneer je voor deze controverse aan mensen gevraagd had tien dingen te noemen waar ze zich thuis bij voelen?”
Dat laatste deed het SCP. Het resultaat? In de top 20 van zaken die bepalend zijn voor onze nationale identiteit, ontbrak elk al dan niet vermeend christelijk symbool.
Migrantenstop
Dat de christelijke traditie weer een plaats kreeg in het denken over nationale identiteit kwam voor menigeen onverwacht. Zo niet voor Van den Hemel. “In de jaren negentig leek er voor religie geen plaats meer te zijn”, verduidelijkt hij. “Voor velen had geloof afgedaan. Gemakshalve werd vergeten dat nog steeds een aanzienlijk deel van de bevolking naar de kerk gaat. Religie heeft niet alleen een historische, maar ook een actuele betekenis. Ook secularisatie blijkt echt niet zo’n eenvoudig verhaal te zijn als sommigen denken.
We moeten niet uit naam van christelijke naastenliefde vluchtelingen welkom heten, heet het dan, maar ijveren voor een migrantenstop om de christelijke traditie te verdedigen
ernst van den hemel
Dat alles bleek toen het zogeheten islamdebat losbarstte. Daarbij kwam het christendom opnieuw boven tafel, als een vertrouwd religieus anker tegenover de islam als ‘nieuwe’ godsdienst. Mensen realiseren zich pas dat ze met iets vertrouwd zijn, wanneer ze zich bedreigd voelen. Een al dan niet reële bedreiging ‘van buiten’ zorgt ervoor dat we de rijen sluiten en formuleren wie er wel of niet bij ‘ons’ hoort. Dan ineens zie je in de samenleving een contrast opkomen: ‘wij zijn christelijk.’
Religie is blijkbaar fijn om op terug te vallen in tijden van bedreiging. Ook al weet je niet precies bij wie je voor dat religieuze gevoel moet zijn. Ook al geloof je zelf niet meer of heb je zelfs een hekel aan de kerk. ‘Echte’ christenen zien soms met verbazing, dat hun tafelzilver opgepoetst wordt en op een andere tafel gelegd.”
Vaak wordt er lacherig gedaan over hoe bijvoorbeeld Baudet (Forum voor Democratie) en Wilders (PVV) zich uitlaten over de joods-christelijke cultuur. Nogal gemakkelijk die reactie, vindt Van den Hemel. “Als het alleen populistische praat zou zijn, waarom werkt het dan zo goed? Waarom verwijzen mensen niet naar de Verlichting, de vrijgevochten jaren zestig of de poldercultuur? Waarom die religieuze component, in een cultuur die zo seculier heet te zijn?”
In heel onze geschiedenis is gevochten over de vraag wat religie en nationale identiteit met elkaar te maken hebben
ernst van den hemel
Van den Hemel onderzoekt ook hoe politieke partijen zich op sociale media uiten over christelijke cultuur. “Wat blijkt? Zij komen zelden uit bij de liefde van Jezus voor de mensheid. Het gaat vaker over het beschermen van de eigen cultuur. We moeten niet uit naam van christelijke naastenliefde vluchtelingen welkom heten, heet het dan, maar ijveren voor een migrantenstop om de christelijke traditie te verdedigen.”
De mix van religie en nationalisme is niet nieuw, zegt Van den Hemel. “In heel onze geschiedenis is gevochten over de vraag wat religie en nationale identiteit met elkaar te maken hebben. Alleen zou ik graag zien dat religieuze gemeenschappen zich wat meer in het debat mengen.”
Sinds de jaren tachtig zijn volgens Van den Hemel vooral progressieve gelovigen terughoudend om zich te uiten over de rol van religie in het publieke domein. “Ooit waren de kerken voortrekkers in de massale vredesbeweging. Ooit kwamen christenen op voor het recht van jongeren om huizen te kraken. Misschien is men aan progressieve zijde religie gaan zien als een deel van het privédomein. Misschien is het bescheidenheid, vanwege de teloorgang van de grote progressieve verhalen. Conservatieven hebben van dat soort zaken wat minder last van. Feit is dat de christelijke traditie naast behoudende, conservatieve stromingen ook altijd progressieve, vernieuwende stromingen heeft gehad. Dat mag best knetteren. Juist in de rommeligheid en tegenstrijdigheden zit een opening, een mogelijkheid tot debat en interpretatie.”
Slavernij
Een van de zaken waarover het debat steeds feller wordt, is de rol van Nederland in de tijd van de slavernij. Waar de een vooral helden ziet, ziet de ander vooral boeven. Wat voor de een de Gouden Eeuw is, is voor de ander een gitzwarte periode. De koloniale expansie zorgde voor een tijd van economische bloei en vooruitgang. Tegelijk was het een periode van onderdrukking en religieus gesanctioneerd geweld.
Hoe iemand zich in het heden verhoudt tot het verleden is onderwerp van de zogenaamde organisatie-opstelling die Anne Stael verzorgt.
Stael: “In organisaties met een levensbeschouwelijke identiteit, bijvoorbeeld in de zorg, onderzoek ik hoe de organisatie ooit ontstond. Vaak staat er een religieus geïnspireerde persoon, een religieuze orde of een geloofsgemeenschap aan de wieg van een organisatie. Die zet ik in het midden van de ruimte en ik vraag mensen om hun positie te bepalen ten opzichte van die oorsprong.
Je kunt op verschillende manieren naar de geschiedenis kunt kijken. Het is maar wie het verhaal vertelt en vanuit welk perspectief
ernst van den hemel
Wie zich er sterk mee verbonden voelt, kan er heel dichtbij gaan staan. Je kunt ook in het verste hoekje van het vertrek gaan staan. Misschien stond je nooit stil bij de identiteit van deze zorginstelling verpleeghuis en was die toevallig bij jou in de buurt. Je kunt zelfs buiten de deur gaan staan, als je er negatieve gevoelens bij hebt.
Het is logisch dat mensen met een andere culturele achtergrond anders tegenover de oorsprong van een bepaalde instelling staan dan mensen die erin gepokt en gemazeld zijn. Die afstand kun je niet wegnemen. Je kunt het wel erkennen en kijken hoe je kunt werken aan verbinding. In een proces dat je met elkaar aangaat; je draagt de organisatie immers samen. Dat geldt uiteindelijk ook voor de Nederlandse samenleving. Stel je zo’n opstelling voor, met in het midden de Nachtwacht, de Deltawerken of de geschiedenis van de Verenigde Oost-Indische Compagnie.”
Van den Hemel: “Je kunt op verschillende manieren naar de geschiedenis kunt kijken. Het is maar wie het verhaal vertelt en vanuit welk perspectief. Ik groeide op in Zeeland, met op de boulevard van Vlissingen een standbeeld van Michiel de Ruyter. Schoolboekjes beschrijven een legendarische held uit een glorieus verleden. Veel mensen voelen zich bij die verhalen thuis. Wie een ander verhaal vertelt, bedreigt dat thuisgevoel. Bij elke bijdrage aan het debat over nationale identiteit vraag ik mij af: wie vertelt het verhaal, en met welk doel?”
U las een artikel uit het rijke archief van religiejournalistiek van Volzin. Dit artikel verscheen in oktober 2019 in Volzin Magazine.