Marinus van den Berg reist naar Nijmegen om afscheid te nemen van Toos Starmans, de eerste pastorale werkster in een parochie. Het werd een uitvaart die hem raakte. "Het was een mooie dag, vol met schoonheid (...) Liefde was de code voor deze dag."

Door Marinus van den Berg

De kerk heeft het lang verwaarloosd. Maar het waren vrouwen die als eersten getuigden dat de Gekruisigde de eerste Levende was. Of zoals ik onderweg in de Intercity Direct las, toen de trein even stilstond: Vrouwen waren “de eerste getuigen - toen mannen nog diep in zak en as zaten - dat Jezus meer was dan die dode botten en dat lichaam zonder levensadem”(1). Dat de Kerk dit zolang verwaarloosd heeft en dat het nu weer fout lijkt als vrouwen getuigen willen zijn, klonk als een dissidente stem bij de uitvaart waarbij ik aanwezig was, maar zonder polariserende toon. Ik werd geraakt door de zelfbewuste overtuigende toon. Ik voelde wel de pijn bij de spreekster maar geen slacht-offer-gedrag.

Dat de snelle trein op de terugreis even stilstond hoorde bij deze dag, deze eerste april waarop ik naar Nijmegen reisde voor een laatste groet, en om respect te betuigen aan Toos Starmans, vrouwe van Bethanië en tevens een van de eerste pastorale werksters in een parochie. Zij werd op deze eerste aprildag begraven. Ik leerde haar kennen in de jaren dat ik in Apeldoorn woonde (1975-1983).

Hippe non

Voor Apeldoorners was zij een opmerkelijk hippe non, maar ook een zeer bewogen vrouw. Tijdens de begrafenis getuigde een van de spreeksters daarvan op een wijze die mijn hart raakte. Toos liet voelen dat: 'Ik zal er zijn' - de tekst in haar professiekruisje - voor haar betekende 'ik laat jullie in duisterste tijd niet alleen'. Ze was een praktisch-pastoraal gevormde theoloog. Ik verwijs voor insiders naar Rob van Kessel, hoogleraar moraaltheologie en praktische theologie aan de toenmalige Katholieke Theologische Universiteit Utrecht. Al vele jaren overleden maar zijn werk leeft nog door.

Toos hoorde tot de eerste groep van vrouwen die in de collegebanken verscheen toen, zeker de katholieke theologie, nog een mannenbolwerk was. Het was de tijd waarin de hoop dat ook vrouwen tot priester gewijd konden worden leefde als een perspectief dat binnen niet al te lange tijd in vervulling zou gaan. Naïeve dromen, zoals er wel meer waren in die jaren zeventig?

Ruimte

Op deze maandag, 1 april, was er een kerkvullend aantal mensen naar de Sacramentskerk aan de Heyendaalseweg gekomen. Een vrouw verbonden met de orde van Karmelieten, pastoraal werkster, leidde de dienst op een stijlvolle, ingetogen wijze waardoor de overledene en het geloof vanwaaruit zij met name ook in moeilijke tijden had geleefd centraal kwam te staan. Ze was een dienende voorganger met een bescheidenheid die ruimte biedend was. Zo was er ruimte voor een zus, voor een medezuster, voor een vrouw die haar collega werd en die samen met haar dochters de kaarsen rondom de kist aanstak.

Er waren meerdere momenten die me ontroerden, zoals toen een man en een jongere vrouw een Salve Regina zongen terwijl de gedachteniskaartjes met een foto van de geschilderde Toos door jonge mannen van de uitvaartmaatschappij werden rondgedeeld.

In korte tijd moesten de vrouwen van Bethanië weer afscheid nemen van een medezuster. “Over Toos dachten we nog niet in termen van oud, al was ze uit 1933", zei een medezuster. Haar leven was niet voltooid, maar wel vol en werd nog voluit geleefd. Dat een mens niet sterft zoals hij geleefd heeft - een gezegde waar ik tegen protesteer - kon ook vandaag gezegd worden. Het ging om stomme pech van een niet te stuiten bacterie die veel pijn gaf.

In het leven van Toos was er pijn op vele manieren maar haar schoonzus die eerder antikerkelijk was dan kerkelijk liet de liefde klinken als het laatste woord. Hoe je dat doet had Toos haar voorgedaan door haar oprechte aandacht. De uitvaart heette een woord en communiedienst te zijn, maar ze was voor mij eucharistisch. Ik mocht meemaken hoe een vrouw ons stil liet worden en ons bracht naar het hart van de dankbaarheid. Wij dankten voor de liefde, zonder eigenbelang gegeven.

Ubi caritas

Toos Starmans kreeg een laatste rustplaats op de begraafplaats van de Heilig Landstichting die deze dag, het was geen grap, al in tedere, kwetsbare lentebloei stond. We noemden in de nazit nog de naam van Liesbeth van Gils en Maria ter Steeg en Marie José Janssen die ook tot de eerste pastoraal werksters behoorden. Pioniers, vrouwen die op een eigen krachtige wijze getuigden: waar zorgzaamheid is en liefde, daar is God: Ubi caritas et amor, Deus ibi est. Dat werd gezongen toen we het gezegende brood ontvingen, tijdens deze samenkomst gezegend door het leven van Toos die vanuit en in liefde heeft geleefd. Graag memoreerde ik nog dat we vorig jaar samenkwamen bij het afscheid van Gerard Zuidberg, ook een getuige die blijft inspireren. Het was een mooie dag, vol met schoonheid. Iemand bracht me naar een bushalte waar een jonge vrouw mij hielp om mijn uitgeschakelde Nokia weer tot in te schakelen. Liefde was de code voor deze dag.

----------------

(1) Een weg ten leven, p. 127 Franck Ploum en Anselm Grün, Berne media 2019.

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.