Line Lootens werkt voor Artsen Zonder Grenzen. In de zomer van 2015 vertrekt ze naar de noordkust van Sicilië. Ze scheept zich in aan boord van het ziekenhuisschip de Bourbon Argos en gaat op zoek naar vluchtelingen in nood. De ervaringen en verhalen die ze opdoet zijn onvoorstelbaar en de mensen die ze ontmoet maken een onuitwisbare indruk. “Het liefst van al zou ik deze mensen gewoon bij me willen houden. Hen een leven geven vol hoop en liefde. Zonder geweld en pijn.”
Door Line Lootens
Nicolas
Nicolas zat op de eerste boot die we redden. Hij verloor zijn vrouw tijdens deze dodelijke tocht over de zee. Hopend op een beter leven in Europa. Vluchtend voor het eindeloze geweld in Nigeria. De eerste boot. Het leek exact op alle foto’s die ik kende uit de kranten. De adrenaline stroomde door mijn lijf.
Het werd snel duidelijk dat er iets mis was. Via de radio hoorde ik dat er een verpleegster mee aan boord van de vluchtelingensloep moest. Heel ongebruikelijk. De vluchtelingen worden eerst naar onze reddingsboot Bourbon Argos gebracht en daar verzorgd. In de sloep lagen vijf doden. Voor twee anderen kwam de hulp net op het nippertje. Ze waren bewusteloos en uitgedroogd. In ons bootziekenhuis gaven we hen een grote hoeveelheid vocht, waardoor ze weer bijkwamen. Daarna brachten we de doden aan boord. We gebruikten een plastieken doek als muur voor de privacy. De lichamen staken we in lijkzakken en zwaar onder de indruk brachten we de vijf overleden slachtoffers naar het kleine mortuarium op de boot. Maar het moeilijkste moest nog komen. De familieleden van de overledenen wisten nog van niets.
Toen Nicolas hoorde dat zijn vrouw gestorven was, gaf hij op. Zijn ogen werden leeg en dof, hij at of dronk niets meer en hij kreeg koorts. Na een tijdje lag hij op de grond en bewoog niet meer. Daarom brachten we hem naar ons ziekenhuis. Hoe dichter we Italië naderden, hoe triester hij werd. Ik probeerde tot hem door te dringen tijdens mijn nachtshift. Ik wilde hem aanmoedigen om te eten of te drinken, om vol te houden en door te gaan. Maar hij bewoog niet meer en deed alsof hij sliep. Of hij begon te huilen. Hij wou niet meer.
Toen we eindelijk in Italië aankwamen, stond een psychologisch team hem op te wachten. Zijn drie broers hielpen hem met een brancard van boord. Even later zag ik hem liggen in de medische tent aan wal. Hij leek zo bang. Hij pakte mijn hand en vroeg me waar zijn broers waren. Na een korte zoektocht kon ik hen weer samen brengen. Zijn eerste glimlach toen, blijft me nog steeds bij.
Nu werden de lichamen van boord gehaald. Eén van hen was de vrouw van Nicolas. De lijkzakken werden in houten kisten gelegd. Ik huil niet vaak, maar op dat moment rolden de tranen over mijn wangen. Ik had Nicolas voor eeuwig willen vasthouden. Mijn baas troostte me. ‘Het is goed dat je weent’, zei hij. ‘Ik kon het zelf ook al een paar keer niet tegenhouden.’
Naknael
Hij bibberde toen hij ons ziekenhuis binnenkwam. Hoge koorts, dat was meteen duidelijk. Nog nooit had ik iemand met zo’n grote ogen gezien. Hij was mager en droeg te grote kleren. Hij leek zo kwetsbaar en jong. Ik probeerde hem gerust te stellen. Hij kreeg snoep en ik vertelde wie ik was. Dat kalmeerde hem. Naknael vertelde me dat hij vijftien jaar was. Omdat hij zo bleek was, maakten we ons ongerust. Al snel werd duidelijk dat zijn rode bloedcellen veel te laag stonden. Hij had dringend een bloedtransfusie nodig. Dat kon pas als we weer in Italië waren. Intussen probeerde ik met hem te communiceren. Heel moeilijk, want Naknael sprak enkel een lokaal dialect uit Eritrea.
In Italië gaan de dringende medische gevallen het eerste van boord. We proberen die mensen samen met hun familieleden naar een ziekenhuis te brengen. Dus probeerde ik uit te vissen waar de familie van Naknael ergens zat op de boot. Hij bleek geen familie te hebben. Hij was helemaal alleen.
Toen hij hoorde dat hij naar het ziekenhuis moest werd hij heel bang. Als ik kon zou ik zo graag met hem zijn meegegaan. Het moet zo eng zijn om als kind helemaal alleen naar een ziekenhuis te gaan. En dan zeker in een land waar niemand je taal spreekt en waar je niemand kent. Samen met de dokter probeerde ik hem gerust te stellen. Na een lading aanmoedigingen en peptalk vertrok hij. Ik heb geen afscheid van hem kunnen nemen.
Emi
Emi was een baby van zeven maanden oud. We redden hem, samen met zijn ouders, uit een rubberen boot. Tussen de 130 passagiers was hij het enige kindje. Ik weet zeker dat hij met zijn prachtige ogen nog veel vrouwenharten zal breken later. Van ons kreeg hij propere kleren, pampers en een ballon. Daarmee wandelde hij fier wankelend over het houten dek naar zijn papa.
Emi werd geboren in Libië. Op de vlucht. Want twee jaar geleden besloten zijn ouders te vertrekken uit Nigeria. Boko Haram doodde er hun tweejarige zoontje. Een andere zoon van elf jaar oud, moesten ze achterlaten. Sindsdien hebben ze niets meer van hem gehoord.
Aliou
Aliou is vijftien en begon helemaal alleen aan zijn avontuur. Profvoetballer worden is zijn grote droom. Daarom vertrok hij uit Benin om zijn droom na te jagen. Barcelona is zijn favoriete voetbalploeg. Hij draagt het shirt dan ook met veel trots. In Libië maakte hij een nieuwe vriend waarmee hij verder reisde. Omdat ze geen familie zijn, zullen ze in Italië beiden naar een ander kamp worden gestuurd.
In ons ziekenhuisje aan boord hebben we heel wat kleurboeken voor de kinderen. Aliou kleurde heel graag en hing dan zijn tekeningen fier als een pauw aan onze muur. Ik kijk er elke dag naar. En dan vraag ik me af waar hij nu zou zijn. En ik denk aan de knuffel die ik hem tijdens het kleuren gaf. Hij liet mijn hand niet los. Zo zaten we een tijdje samen. Onvergetelijk. Eén van de zovele minderjarigen zonder familie die we aan boord tegenkwamen.
Amina
Ik zag haar niet meteen. Zo stil was ze. Een onopvallende vrouw tussen de andere vrouwen. Achttien jaar en helemaal alleen vertrokken vanuit Ghana. Telkens als ik naar haar keek, wendde ze haar ogen af. Ze leek mijn blik te ontwijken. Zo ging het vaak. De reis die we maakten naar Italië, duurde twee dagen. De tweede dag voelden de mensen zich beter op hun gemak. Dan kwamen de vreselijkste verhalen boven. Toen de dokter en de verpleegster haar de tweede dag onderzochten, merkten ze dat er meer mis was.
Amina wilde enkel met mij praten. Ze zei het zo zacht dat je het bijna niet kon horen. Ze zag er zo kwetsbaar uit, in elkaar gedoken in dat grote blauwe kleed. Toen ze begon te huilen, pakte ik haar vast voor een lange, intense knuffel. Amina vertelde me dat ze in Libië werd verkracht door twee mannen. Ze was nog maagd en de schaamte was ondraaglijk. Ze wilde een zwangerschapstest. Ze wilde weg van Libië. Weg van het misbruik en de vernederingen. De schaamte duwde haar in de richting van een moedige beslissing: die dodelijke zee oversteken.
Dago
Dago kwam uit Gambia. Tijdens mijn nachtshift kwam hij naast me zitten. Hij was groot, maar zijn gezicht verraadde zijn jonge leeftijd. Amper twaalf, bleek later. Een kind. Hij zat rustig onder zijn gouden deken en at de koekjes die we hem gaven. ‘Ik heb liever rijst’, zegt hij. Ik moet mijn glimlach onderdrukken en zeg: ‘Straks in Italië hebben ze alleen pasta.’ Dat tovert een geweldig vriendelijke lach op zijn gezicht. Dago volgt me die hele nacht. Op zoek naar gezelschap. En hij wil ook zijn verhaal vertellen.
Twee maanden geleden vertrokken Dago en zijn vriend vanuit Gambia. In Libië liep het al fout. De twee werden gekidnapt. Zo hoopten hun ontvoerders meer geld te kunnen krijgen voor de oversteek. Dago en zijn vriend werden dagenlang geslagen en gemarteld. Tot Dago’s beste vriend werd vermoord. Hij vertelt het allemaal zonder veel emotie. Om zichzelf te beschermen, denk ik. Een soort overlevingsinstinct dat het van zijn verstand heeft overgenomen. Het rouwen zal achteraf nog komen. Nu is Dago helemaal alleen op weg. Zoekend naar een wereld zonder geweld. Het is nog enkel de herinnering aan zijn beste vriend die met hem meereist.
Mohammed
Zijn vrouw haalde de oversteek niet. Ze stierf in de boot. Toen Mohammed het nieuws te horen kreeg, stroomden de tranen van zijn gezicht. Zijn drie kleine kinderen beseften niet wat er aan de hand was. Ik probeerde de volgende twee dagen de man te ontlasten om hem ruimte te geven om te rouwen. Intussen hielden we de kinderen bezig met ballonnen, spelletjes en bellen blazen. De drie jongens huppelden over het dek en speelden met iedereen. Wanneer ze ons zagen begonnen ze te lachen. De knuffels konden niet op. Even lukte het ons om ze hun mama te doen vergeten.
Tijdens de nacht zie ik hen liggen. Mohammed, met aan elke kant een zoontje. Het derde kindje ligt iets verder. Alsof hij plaats vrij houdt voor zijn mama. Ik blijf even stil toekijken. Ik denk aan de volgende ochtend. Dan moet Mohammed de moed vinden om met zijn drie kinderen alleen verder te gaan. Die kleintjes beseften pas na enkele dagen dat ze hun mama nooit meer terug zullen zien. ‘Wil jij onze mama zijn’, vraagt één van hen de laatste dag. Een krop kneep mijn keel dicht.
Daniël
Daniël, uit Eritrea, wandelde ons ziekenhuis binnen. Hij vroeg ons om even naar de wonde op zijn arm te kijken. Toen we zijn T-shirt uittrokken, vielen onze monden open. We waren als aan de grond genageld. We deden ons uiterste best om ons gezicht in de juiste plooi te houden. Zijn rug stond vol gestreepte wonden en littekens. Nog nooit hadden we zoiets vreselijks gezien. Zowel de dokter als ikzelf wisten meteen waar dat soort wonden vandaan kwamen. Al hoopten we vurig op een mooier verhaal.
Daniël werd dertig uur lang gemarteld in Libië. Omdat hij een douche had genomen terwijl dat verboden was, sloegen ze hem dertig uur lang met een plastieken staaf. Hoe kan iemand zo wreed zijn? Het gaat er nog steeds moeilijk in bij mij. Daniël gaf geen krimp toen we zijn wonden verzorgden. Ook al moesten enkele wonden weer worden opengemaakt om de infectie tegen te gaan. Dit was waarschijnlijk niets vergeleken met de folterpijn die hij doorstond. ‘Het spijt me dat je dit hebt moeten doorstaan’, zei ik. ‘Niemand zou dit mogen meemaken.’ Hij antwoordde met een glimlach en bedankte ons voor de hulp.
Ikzelf
Ik ben ook maar een mens. Net zoals zij. Niet meer, niet minder. Ik had het geluk om deze mensen te mogen leren kennen op deze boot. Ik had het voorrecht om hun verhalen te mogen horen. Ook al zijn het trieste verhalen. De vreselijke wonden die we in het ziekenhuis verzorgden, hebben elk hun eigen horrorverhaal. Achter elke lege blik voelde ik de pijn. Het liefst van al zou ik deze mensen gewoon bij me willen houden. Hen een leven geven vol hoop en liefde. Zonder geweld en pijn. Ze hebben hun portie al gehad. Ze hebben recht op rust en een mooie toekomst. En dan moesten we hen afgeven aan Italië.
Dat is elke keer weer een dubbel gevoel. Wat brengt hen de toekomst? De realiteit is vaak hard. Waarschijnlijk worden ze gewoon teruggestuurd. Omdat ze van West-Afrika komen. Maar ik heb ook mooie herinneringen aan mijn verblijf op de Bourbon Argos. Deze mensen zijn zo positief en hoopvol. Zo moedig. We kunnen zoveel van hen leren. We zouden trots moeten zijn om hen te mogen verwelkomen in ons land. Ze zijn vastberaden, hardwerkend en gemotiveerd. Ze zijn de toekomst. Zij hebben ons nodig, maar wij hen ook. Het wordt hoog tijd dat we dat eens gaan inzien.
[box type="shadow"]
Line Lootens heeft verpleegkunde, sociaal cultureel werk en tropische geneeskunde gestudeerd. Sinds januari 2014 werkt ze voor Artsen Zonder Grenzen. Ze heeft inmiddels zes missies gedaan: mazelenvaccinatie in Guinee, het opbouwen van een ziekenhuis in Centraal Afrikaanse Republiek, twee missies in de strijd tegen ebola, opvangen van bootvluchtelingen in de Middellandse Zee en het helpen van vluchtelingen op Lesbos in Griekenland. [email protected].
Bron: Tijdschrift voor Geestelijk Leven, nr. 2016/3, themanummer ‘Nergens gewenst’. Vluchtelingen en migranten op onze weg. Voor verdere informatie over TGL zie www.tgl.be. Besteladres Nederland: [email protected]. Besteladres België: [email protected] of [email protected]. Kosten per los nummer: 7,95 plus verzendkosten.
[/box]