Het leven is door en door kwetsbaar, iets wat we soms maar moeilijk kunnen accepteren. Willem Jan Otten en Marieke Lucas Rijneveld maken juist daar plaats voor in hun werk. Vorige week donderdag ging Erik Borgman daarover met hen in gesprek, in de Utrechtse Jacobikerk. Over 'De gave der tranen' en 'Binnensmondse jubel'
Door Erik Borgman
Als kind huilde ik snel en veel. Het werd niet weggehoond, maar het baarde wel zorgen. Hoe moest dat in het verdere leven? Het ging over. Niet het verdriet, maar het huilen. Niet de pijn, maar de tranen. Treurnis werd eruditie en ik leerde de tranen uiteindelijk omzetten in woorden.
Maar in hoeverre is dat nu winst, vraag ik mij regelmatig af.
‘Er is daar een vent aan het huilen’
Afgelopen donderdag voerde ik een publiek gesprek met de schrijvers en dichters Marieke Lucas Rjjneveld en Willem Jan Otten. Tijdens de voorbereidingen bracht Marieke Lucas mij bij de noodzaak van een stevige vorm ter bescherming van een kwetsbare inhoud. Willem Jan getuigde van wat hij aanduidt als 'binnensmondse jubel': God jubelt binnensmonds zijn bestaan uit, schrijft hij, in een demente vrouw die ‘een eeuwigheid te laat’ met een tissue geschilderd bloed probeert af te vegen van een gekruisigde Christus. Elementair, pretentieloos medeleven.
In een voorgesprek wees Otten mij op een gedicht van de Australische dichter Les Murray. ‘An Absolutely Ordinary Rainbow’, heet het, ‘Een doodgewone regenboog’. Daarin draait het allemaal om één gebeurtenis: ‘Er staat een vent te janken op Martin Place. Ze kunnen hem niet stelpen’. Verderop staat het nog een keer: ‘Er is daar een vent aan het huilen. Niemand kan hem stoppen.’
Regenboog
Het huilen straalt soevereiniteit uit:
De man die wij omringen, die niemand nadert
huilt gewoon en verbergt dat niet, huilt
niet als een kind, niet als de wind”: als een man […]
niet eens bijzonder luid, maar de waardigheid van zijn tranenbant ons uit zijn ruimte, de holte die hij om zich schept
Tegelijkertijd werkt het huilen aanstekelijk:
en van achter in de menigte staren de uniformen hem aan
die hem wilden arresteren, en nu tot hun verbijstering merken
hoe iets in hen naar tranen verlangt, zoals kinderen naar een regenboog.
De regenboog, symbool van veelkleurigheid en teken van verbondenheid tegelijkertijd.
Het huilen verandert de omstanders en werkt aanstekelijk, al brengt het niet iedereen tot huilen. ‘Alleen de kleinste kinderen | en die toekijken uit het paradijs komen dichterbij | en gaan aan zijn voeten zitten, samen met honden en stoffige duiven.’
Christusfiguur
De huilende man is een Christusfiguur: ‘Over een paar jaar zullen sommigen zeggen dat hij was omgeven | door een halo, of een ring van kracht. Maar dat is kletskoek.’ In plaats daarvan:
De stoerste macho,
de koelste kikker, de meest gevatte grapjas onder ons
zwijgt huiverend en wordt verteerd door een onverhoeds
vreedzaam oordeel. Sommigen in de menigten die meenden
gelukkig te zijn, beginnen te schreeuwen.
Zo worden zonden vergeven en demonen uitgedreven:
Uit zijn verwrongen gezicht
en zijn verwrongen lichaam snikt hij geen woordenmaar pijn, geen boodschap, maar enkel verdriet,
hard als de aarde, doorzichtig, aanwezig als de zee
en wanneer hij ophoudt, stapt hij doodgewoon tussen ons door
veegt zijn gezicht af met een waardigheid van iemand
die heeft gehuild, en nu klaar is met huilen.
Wat zou ik graag een navolger van deze Christus zijn.
Navolging
Heel veel concurrentie zou ik niet hebben. Hoewel paus Franciscus toch al in 2013 vroeg over er iemand heeft gehuild om de vluchtelingen die in hun pogingen hierheen te komen, verdronken in de Middellandse Zee. Dat bedoelde hij als aanmoediging. Er lijkt ook aanleiding genoeg.
Maar in de bezinning die nu in de Rooms-Katholieke Kerk plaatsvindt onder de naam ‘synodaal proces’, hoor ik niet het verlangen dat er meer gehuild zou moeten worden. Sterker, ik ben in kerkelijke kring wel bespot omdat ik mijn eigen vroomheid in de lijn zag van wat Murray met een klassieke uitdrukking ‘de gave der tranen’ noemt, die ik in overmaat had ontvangen. Waar is de schoonheid?, werd mij retorisch gevraagd. Waar is de lofzang?
Verborgen in de regenboog van tranen die een caleidoscoop van woorden werd. Binnensmondse jubel.
Het gesprek vond plaats op 31 maart 2022 in de Jacobikerk in Utrecht en werd georganiseerd door Broese Boekverkopers, het Huis van Dominicus en community ViaJacobi.
Een Nederlandse vertaling van ‘An Absolutely Ordinary Rainbow’ van Les Murray door Maarten Elzinga is te vinden in Les Murray, De planken kathedraal, Amsterdam: De Harmonie 2013, 35 en 37. Op basis van het Engelse origineel bracht Erik Borgman hier en daar een kleine wijziging aan.