In mijn kindertijd beleefde ik Oud en Nieuw als het overgaan van een magische grens, waarna het allemaal beter worden zou. De laatste maand van het jaar begon al hoopvol met de milde vermaningen en verbazingwekkende vrijgevigheid van Sinterklaas. Het mysterie van het kind van Betlehem ging vérder en bracht een sfeer van rust en goede wil bij ons in huis: God had immers beloofd dat er vrede zou komen! Oudejaarsavond was het hoogtepunt van die aangename verwachting: er was immers een nieuw jaar op komst! Dat mijn vader kort voor twaalf uur uit de Bijbel las en ons voorging in gebed, gaf die verwachting iets plechtigs, iets heiligs bijna. Maar als het vuurwerk afgeschoten was en ik naar bed moest, was er toch iets van teleurstelling - alsof ik het punt gemist had.