Het overlijden van Huub Oosterhuis is onmiskenbaar het begin van een nieuw tijdperk binnen kerkelijke vernieuwingsbewegingen, ekklesiagroepen en liturgische koren. Er ligt een bijna onuitputtelijke hoeveelheid teksten en liederen, maar er zal van zijn hand niets meer bijkomen. Dat roept de vraag op naar de voortgang van deze ‘erfenis’. Wordt het koesteren wat er nu is, of ligt de voortgang veel meer in een specifieke omgang met de bijbel, die de basis vormt onder zijn liederen en teksten?