Waar het zoeken naar waarheid vroeger het domein was van filosofen en theologen die met stoffige redeneringen retorische (lucht)kastelen bouwden, is de zoektocht gemeengoed geworden. Het is één van de meest vreemde paradoxen van de moderne tijd. Juist in een tijd waarin opvallend veel mensen beweren dat ‘de waarheid niet bestaat’, beheerst de zoektocht ernaar het publieke debat.

Donald Trump zette het op de agenda, complotdenkers hebben ‘m gevonden, 'wappies' eisen het op en de rest van Nederland begrijpt maar niet waarom niet iedereen dezelfde overtuigingen aanhangt (die immers waar zijn - of tenminste wetenschappelijk gestoeld). Het zou wel eens kunnen helpen om wat vaker ons heil te zoeken bij de oude denkers van weleer en hun (religieuze) bronnen. Laten we het eens uitproberen. 

Eerst maar eens de grootste denkfout uit de lucht: ‘de waarheid bestaat niet’ is flauwekul. Niet alleen omdat de uitspraak met zichzelf in tegenspraak is, maar om de simpele reden dat je zelfs mensen die het bestaan van de waarheid ontkennen, nooit het volgende zult horen zeggen: feiten bestaan niet. Want natuurlijk bestaan feiten. De huidige president van Amerika is geen vrouw. Feit. En wie onbeschermd van een hoog gebouw afspringt, valt te pletter. Ook een feit. Maar als feiten bestaan, dan bestaat de waarheid ook. Wat is immers een ‘onwaar feit’? “Het is een feit dat de aarde om z’n as draait, maar dat is tegelijk niet waar.” Nee. Feiten impliceren waarheid - en dus bestaat er zoiets als waarheid als feiten bestaan.

'Ik denk dus ik ben'

Dat wil niet zeggen dat de waarheid makkelijk op het spoor te komen is. Grote denkers hebben het hoofd erover gebroken en het ging ze niet makkelijk af. 

Het begin van wat we in de westerse wereld ‘de moderne tijd’ noemden wordt vaak gelegd bij een redenering van René Descartes: ik denk dus ik ben! Volgens Descartes was die gedachte de meest zekere wat hij kon weten - en dus begon zijn zoektocht naar waarheid bij de individuele mens die kon zeggen: ik besta! Het was een filosofische aanzet van het individualisme dat de moderne tijd kenmerkt.

Eeuwen eerder, in de bloeitijd van het Arabische Rijk beging een andere wijsgeer een vergelijkbare denkreis. Maar waar Descartes uitkwam bij de individuele mens, kwam de islamitische denker tot heel andere conclusies  - de verschillen tussen beide denkers zijn net zo veelzeggend als hun gelijkenissen.

Abu Hamid al-Ghazali heette de denker en hij was in eerste instantie theoloog en jurist. Hij was de belangrijkste theoloog en jurist van zijn tijd om precies te zijn. Met afstand. We spreken over pakweg het jaar 1100, toen net de eerste kruistocht van start was gegaan en het Arabische Rijk de wereld domineerde. Al-Ghazali woonde en werkte in Bagdad, de grootste stad van de wereld. 

Intellectuele vijanden

Al-Ghazali was geen makkelijke man. Hij zag overal vijanden. Geen persoonlijke vijanden, maar intellectuele vijanden. Mensen die onzin verkondigden en die daarom door hem bestreden moesten worden. Naast zijn onderwijzende werk schreef hij venijnige boeken tegen sjiitische moslims en mensen die een loopje namen met de islam. Maar zijn meest beruchte werken richtte hij op mensen die hij ‘filosofen’ noemde: mensen die zich bezighielden met de wetenschap en filosofie van de oude Griekse wijsgeer Aristoteles. Om de onzin in hun werk te ontmaskeren verdiepte Al-Ghazali zich in zijn spaarzame vrije tijd in de boeken van deze filosofen, schreef er samenvattingen van - om ze vervolgens met hun eigen logische redeneringen om de oren te slaan. 

De scherpe samenvattingen maakten Al-Ghazali eeuwenlang tot één van de belangrijkste bronnen voor een inleiding in de Grieks en islamitische filosofie, maar zijn weerleggingen van het rationele denken worden tot op de dag van vandaag gevreesd. Ondertussen stond Al-Ghazali niet meer zo stevig in zijn schoenen als eerder. De politieke situatie in Bagdad was uiterst fragiel geworden en mogelijk had de studie naar de filosofie Al-Ghazali toch meer van zijn stuk gebracht dan hij zelf toegaf. In zijn autobiografie Verlost van onzin beschrijft Al-Ghazali openhartig de innerlijke strijd die hij voerde. Hij zat op een dood spoor. Hij wist uitstekend wat hij niet wilde, wat niet tot waarheid, geluk en (in zijn terminologie) het hiernamaals leidde, maar wat dan wel?

Wat is waarheid?

Al-Ghazali besloot zijn piekfijne leventje achter zich te laten. In het geheim. Hij verliet Bagdad en zwierf jarenlang rond in het Midden Oosten. Op zoek naar zichzelf, zoals zoveel moderne mensen doen - maar gelukkig bleef hij schrijven. Zijn toon veranderde. De scherpe polemische pijlen die hij eerst naar buiten had gericht, richtte hij nu op zijn eigen hart. Wat is waarheid? vroeg hij. Hoe kom ik daarbij uit?

In Verlost van onzin, Al-Ghazali’s autobiografie die wij recent vertaald hebben, kun je deze zoektocht in alle detail lezen. Verrassend modern is de toon van de tekst en zo hebben we het ook vertaald: sprankelend, direct, zonder moeilijke uitweidingen. Soms voelde het tijdens het vertalen alsof we de openhartige Al-Ghazali bijna konden aanraken. En in de inleiding en toelichting op de tekst beschreven we hoe we ontdekten dat Al-Ghazali’s woorden interessante wegen bewandelden in de filosofiegeschiedenis. Woorden die ook vandaag de dag relevant zijn.

Het mausoleum van Al-Ghazali in Tus. Het mausoleum werd ontdekt in 1990 nadat het eeuwen lang verloren gewaand was.

Descartes’ ‘ik denk dus ik besta’ stond aan het begin van grote wetenschappelijke ontwikkeling, de industriële revolutie en technologische vooruitgang. Het maakte ons tot de kritische, onderzoekende en zeer individualistische mensen die we zijn. Maar Al-Ghazali zou zijn hoofd hebben geschud bij het idee dat filosofie bij jezelf begint, dat zekerheden alleen in jezelf te vinden zijn en je eigen geweten als uitgangspunt moet dienen voor de moraal. Te midden van de grote technologische en wetenschappelijke ontwikkeling zou Al-Ghazali vooral de grote spirituele verarming opmerken. Als we ervan uitgaan dat het leven slechts bestaat uit wat we rationeel kunnen benaderen, zou dat volgens hem leiden tot een sterk uitgeholde kijk op het bestaan. 

'Taqlid'

Zelf pakte Al-Ghazali het anders aan. Hij gebruikt de Arabische term taqlid, een term die je kunt vertalen met ‘dogmatisme’, maar ook met ‘aanname’, in de positieve zin van het woord. Je zou ook kunnen zeggen: vertrouwen. Net zoals je een arts vertrouwt die je een medicijn geeft voor de kwaal waaraan je lijdt. Of, vond Al-Ghazali, zoals je denkers uit de geschiedenis serieus neemt in het werk dat zij hebben verzet. Zoals je de waarheden die je voorgangers op het spoor zijn gekomen niet zomaar allemaal aan de kant schuift.

Wetenschap is mensenwerk, zoeken naar wat waar is, is mensenwerk. Natuurlijk in de zin van dat er wel eens iets fout gaat, maar bovenal dat het iets is dat je met meerdere mensen moet doen. Mensen die je vertrouwen moet geven, mensen op wiens expertise je mag bouwen. Zelfs de meest elementaire uitvindingen - het wiel, vuur, schrijven, enzovoorts - zien we Descartes niet zomaar in zijn eentje herhalen. Het is geen zwaktebod om op anderen te vertrouwen, het is juist het meest verstandige wat je doen kan. Het verlost je van een hoop onzin.

Gerko Tempelman doceert islamitische filosofie aan de ISVW en HOVO. Als filosoof en theoloog denkt hij volgens eigen zeggen graag out-of-the-box. Zo richtte hij in Nederland de Death Cafés op (gesprekken over de dood rond de koffietafel), de kerk voor atheïsten en bedacht hij een project waarbij dominees achter de ramen op de wallen stonden. Ook in zijn lezingen en teksten zoekt Gerko de plek waar het schuurt op. Het boek Verlost van onzin is te bestellen bij Boom filosofie.