‘s Middags had ik me een slag in de rondte gewerkt om de vertaling van Prediker op tijd klaar te hebben, daarna was ik nog net voor sluitingstijd het kerkelijk bureau binnengestormd om mijn kopieën voor het leerhuis van die avond te draaien en daarna kwam ik tamelijk uitgeput thuis waar mijn zoon zou komen voor het avondeten. Aan de in allerijl in elkaar gedraaide maaltijd vertelde ik hem van mijn race tegen de klok. Zijn commentaar was: “Dat lijkt me allemaal niet erg bij Prediker passen.”