‘s Middags had ik me een slag in de rondte gewerkt om de vertaling van Prediker op tijd klaar te hebben, daarna was ik nog net voor sluitingstijd het kerkelijk bureau binnengestormd om mijn kopieën voor het leerhuis van die avond te draaien en daarna kwam ik tamelijk uitgeput thuis waar mijn zoon zou komen voor het avondeten. Aan de in allerijl in elkaar gedraaide maaltijd vertelde ik hem van mijn race tegen de klok. Zijn commentaar was: “Dat lijkt me allemaal niet erg bij Prediker passen.”
Dat klopte. Als ik aan de Prediker denk, zie ik hem op zijn gemak door Jeruzalem kuieren, met wat leerlingen bij zich, op wie hij zijn spreuken en levenslessen uitprobeert. Je kunt bij hem op adem komen – sterker nog: het mensenbestaan ís adem: ijler dan ijl, een zuchtje, een ademtocht.
“Woorden van Prediker, Davids zoon, koning te Jeruzalem.” Dat is de aanhef van het boek. Een verwijzing naar de wijze koning Salomo. Dat betekent niet dat het boek door Salomo zelf is geschreven, maar dat het in zijn traditie van wijsheid wil staan. ‘Davids zoon’ is bovendien een aanduiding voor de Messias. Dus het is een messiaans geschrift en de schrijver zegt: ‘Ik was koning’, zoals mijn kleinzoon tegen mij zegt als we gaan spelen: “Ik was een T-Rex en jij een mammoet.”
Praktische wijsheid
‘Wijsheidsliteratuur’ heet het rijtje bijbelboeken waartoe Prediker behoort. Ook Spreuken en Job worden ertoe gerekend, alsmede delen uit andere boeken, zoals de Jozefverhalen aan het slot van Genesis. Ze zijn, elk op een eigen manier, bezig met de vraag naar de zin van het leven, de vraag hoe je als verantwoordelijk mens reageert op wat ons in de eerste vijf bijbelboeken, de Torah (de Richtingwijzer) en de woorden van de profeten is gegeven.
De boeken Spreuken, Job en Prediker leggen elk hun eigen accenten en zijn met elkaar in discussie over levenservaringen en hoe je die in verband met God kunt brengen.
alex van ligten
Bij ‘wijsheid’ moeten we hier vooral denken aan filosofie die zich liever bezighoudt met actuele vragen dan met het nauwgezette onderzoek van diepere gedachtegangen en het definiëren van abstracte begrippen. Meer Stine Jensen dan Heidegger.
In de Bijbel is de wijsheid op de praktijk van het dagelijks leven gericht. Het Hebreeuwse woord voor wijsheid is via het Jiddisch in het Nederlands gekomen: goochem. Een zekere slimheid, of nog beter: een manier om op een situatie adequaat te reageren. Wijs is bijvoorbeeld Jozef als hij de koning van Egypte een bruikbaar advies geeft om toekomstige misoogsten op te vangen.
De boeken Spreuken, Job en Prediker leggen elk hun eigen accenten en zijn met elkaar in discussie over levenservaringen en hoe je die in verband met God kunt brengen.
Het Spreukenboek zegt dat je, als maar goed naar God luistert en rechtschapen bent, een voorspoedig en welvarend leven zult hebben. Dan komt het boek Job met het verhaal van iemand die in alle opzichten aan de profielschets voldoet, met wie het echter allesbehalve goed gaat. Job is een kritisch commentaar op het veel te eenzijdig positief denken van de Spreukendichter.
En Prediker vindt op zijn beurt: als je al die vragen bent doorgegaan, als je alle mogelijkheden hebt onderzocht, houd je als essentie van het menselijk leven over: eten en drinken, aandachtig genieten van de dagelijkse weldaden, omdat God ons daarin het eigenlijke schenkt. De methode: niets bij voorbaat zeker weten, altijd kritisch blijven kijken, en je ook als discipel van een wijsheidsleraar houden aan het advies van Bob Dylan: Don’t follow leaders.
Brood op water
De Hebreeuwse naam van het boek Prediker is Qohèlet. Dat komt van een werkwoord dat ‘bijeenroepen’ betekent, ‘verzamelen’. Was hij een figuur die mensen bijeen riep om ze te onderrichten, of slaat het verzamelen ook op de spreuken en de wijsheid die hij vergaarde? Het verwante woord qahal is Hebreeuws voor de bijeenkomst van het volk. Vandaar de Griekse naam voor het boek Ekklesiastes, van ekklesia, gemeenschap, volksvergadering, later ook de aanduiding voor de kerk.
Toen Luther voor zijn bijbelvertaling een goede titel zocht, kwam hij uit bij Prediger. Dat was voor hem (met de protestantse nadruk op de Woordverkondiging) dé centrale figuur in de gemeente. Onze vertalingen hebben deze benaming overgenomen.
De Hebreeuwse naam van het boek Prediker is Qohèlet. Dat komt van een werkwoord dat ‘bijeenroepen’ betekent, ‘verzamelen’. Was hij een figuur die mensen bijeen riep om ze te onderrichten, of slaat het verzamelen ook op de spreuken en de wijsheid die hij vergaarde?
alex van ligten
De Hebreeuwse naam zaait enige verwarring: -et is een vrouwelijke uitgang. ‘Verzamelaarster’ of ‘Predikster’ zou het moeten zijn. Daarmee we kunnen van Qohèlet helaas geen feminist(e) maken: van teksten als Prediker 7, 26+28 – het hart van een vrouw heet daar ‘een klapnet’, haar handen ‘ketenen’ – zijn is de betekenis onhelder, maar vrouwvriendelijkheid valt er zeker niet in te ontdekken!
Het boek is ontstaan in de 3e eeuw voor Christus. Dat weten we omdat er woorden in voorkomen die pas rond die tijd in Israël gebruikt zijn (bijvoorbeeld het woord pardees in 2,5, dat uit het Perzisch komt en ‘park’ betekent; ook het Grieks nam dit woord over, en zo kwam het woord ‘paradijs’ in onze taal terecht). Behalve buitenlandse leenwoorden kwam er ook buitenlands gedachtegoed binnen: Qohèlets wijsheid vormt ook een reactie op de Griekse filosofie, die alles meende te moeten en te kunnen verklaren.
Een voorbeeld vinden we in de vreemde tekst uit 11,1: “Werp uw brood uit op het water, en gij zult het vinden na vele dagen.” De grofste uitleg die ik hierover vond was dat ons hier een bijbelse fundering voor de handel overzee in gegeven werd!
Waarschijnlijker is dat Qohèlet reageert op een uitspraak van de Griekse dichter Theognis (6e eeuw v.C.), die de raad gaf om geen mensen te helpen die op hun beurt niets voor jou konden betekenen. Dat laat hij vergezeld gaan van de woorden: ”Je gooit je brood toch ook niet in het water?” Daar gaat Qohèlet tegenin met zijn uitspraak dat je vooral níet terughoudend moet zijn in je vrijgevigheid. Geef juist iets aan degene van wie je weet dat hij jou niets kan teruggeven.
Qohèlet wijst ook de mannetjesputters van zijn tijd terecht met hun filosofie dat iedereen die maar genoeg zijn best doet, het wel redt. Hij verzet zich tegen het idee dat rijkdom en financieel binnenlopen ook maar iets te maken zouden kunnen hebben met de essentie van het leven.
Heel eerlijk
In de joodse wereld is dit boek de vaste lectuur voor het Loofhuttenfeest. Dan worden we bepaald bij de betrekkelijkheid van het bestaan en van het bezit. Je verlaat je huis van steen en verblijft in hutjes van takken waardoorheen je de hemel moet kunnen zien. Je denkt terug aan de woestijntijd, het leven van dag tot dag, de leerschool van vertrouwen op het vinden van het dagelijks brood, onder Gods geleide. Daar past Qohèlet prima bij.
Qohèlet gaat na waar mensen hun levensvervulling in zoeken: weelde, de natuur, deugdzaamheid, wijsheid, de onsterfelijke ziel, broederschap, het diepe denken
alex van ligten
Hij is wel afgeschilderd als een zwartkijker, een cynicus, een notoire twijfelaar. Maar hij is eigenlijk alleen maar heel eerlijk, een zoeker die de tegenstrijdigheden van het bestaan doormaakt en bepeinst. Alle eenduidige gedachten over goed en kwaad verdwijnen als sneeuw voor de zon, als je ontdekt hoe het er in de wereld feitelijk aan toe gaat.
Qohèlet gaat na waar mensen hun levensvervulling in zoeken: weelde, de natuur, deugdzaamheid, wijsheid, de onsterfelijke ziel, broederschap, het diepe denken. Hij streept af wat het zijns inziens niet houdt. ’IJdelheid’ noemt hij al die geluksboodschappers, ‘een zuchtje, niet meer dan flut’ en hij houdt over, als kern van de levensbestemming van de mens: “Eet in vreugde je brood en drink met een goed hart je wijn, en geniet het leven met de vrouw die je liefhebt. Dat is jouw deel in dit leven als een zuchtje, dat Hij je geeft bij al je geploeter onder de zon” (9,7-9). Onrecht en onrechtvaardigheid heersen op aarde, er is niets nieuws onder de zon, alles is ijdelheid, maar: “Zoet is het licht en goed is het voor de ogen de zon te zien” (11,7).
Is dat sceptisch of cynisch? Integendeel, dit zegt iemand die van het leven houdt, maar die met goedkope praatjes geen genoegen neemt. Van dat geploeter waar hij het over heeft, ziet hij wel in dat het soms onvermijdelijk is, maar hij raadt ons sterk af daar onze levensvervulling in te zien.
Hij is ook lastig. Want zijn woorden zitten vol tegenstrijdigheden. Je ziet nooit meteen of hij bepaalde opvattingen alleen maar aanhaalt (terwijl hij het er zelf niet mee eens is, en zo zijn leerlingen uit de tent lokt), of ze ook werkelijk aanhangt. Dat lastige aan het geschrift is tegelijk ook het leuke ervan. Het is een wezenlijk element van deze wijsheidsleer dat het je zelf tot nadenken brengt en niet wil dat je alles wat de meester zegt klakkeloos aanneemt.
Dat is ook voor ons nu belangrijk: wat is waar en betrouwbaar, en wat is flauwekul? Slik je alle troep van de (sociale) media voor zoete koek, of blijf je kritisch?
Echt gebeurd
Wie een vroom boek wil, met God voor en God na, met louter verhaaltjes die je geestelijk geruststellen, die moet flinke stukken van de Bijbel overslaan of er hele lappen tekst uitgooien. Bijvoorbeeld de gênante gedeelten over oorlogen, over volkshelden die hele tempels omverhalen en al hun tegenstanders over de kling jagen.
En als we dan toch bezig zijn: alles wat niet strookt met onze vaak wat lievige geloofsvoorstellingen, kan er ook maar beter uit. Dan kunnen wij gezellig zitten geloven bij meditatief stemmende bijbelverzen. En zo aan ons spirituele gerief komen.
Waar zou je beginnen? Waar gaat het om in onze levens? Hoe zouden we de mensen kunnen helpen gelukkig te zijn?
alex van ligten
Maar nee: beter dan onze burgermansverlangens en -definities op te leggen aan de Bijbel, lijkt mij het uitgangspunt dat er niets in de Bijbel staat dat niet ook écht in deze wereld gebeurt. Mét alle onverklaarbare, wrede zaken, rare uitlopers in het denken, vreemde kostgangers die voorbijkomen. Verlangens naar heel vroeger, toen alles nog goed was, bij moeder op schoot, in het paradijs; schokkende ervaringen dat je door andermans toedoen of je eigen stomme schuld uit je veilige wereld verdreven bent; hoop dat in het kwade lot een ommekeer kan komen; dromen van een gave wereld; en kritiek op je eigen doen en laten, het aanspreken van je geweten – het staat er allemaal in.
Die hele rijke voorraad aan verhalen, richtlijnen, liederen en spreuken, veelal voorzien van flinke uitroeptekens, bevat (in onze bijbels ongeveer in het midden) het geschrift van een vragensteller. Een wijs man, die ons in al onze drukte en opwinding stoort en zegt: “Kom bij me zitten. Word eens even rustig. En help me na te denken. Ik was koning en jij was mijn naaste medewerker. We gingen mijn land reorganiseren. Help jij me eens aan wat goede ideeën. Waar zou je beginnen? Waar gaat het om in onze levens? Hoe zouden we de mensen kunnen helpen gelukkig te zijn?”
Alex van Ligten is theoloog en vertaler, emeritus predikant te Sneek.
U las een artikel uit het rijke archief van religiejournalistiek van Volzin. Dit artikel verscheen in juli 2019 in Volzin Magazine.