Marinus van den Berg heeft een verzameling santons. Dat zijn kleine handgeschilderde beeldjes uit de Provence. Hij heeft er inmiddels diverse kerstgroepen van. Een van die beeldjes uit zo’n groep is de trommelaar: een figuur dat als extra versiering bij de kerststal hoort. Tijdens het afstoffen brak het voetstukje van de trommelaar af. Dat inspireerde Marinus van den Berg tot het schrijven van een alternatief kerstverhaal.

Door Marinus van den Berg

Franse volkskunst ontstond in de tijd van de Frans Revolutie toen de macht van de katholieke kerk van haar sokkel viel. Het was de tijd dat heel wat kloosterlingen zich als vluchtelingen vestigden in kloosters aan de andere kant van de grens. In die tijd begon de traditie van de santoniers: mensen die kleine kerststal-beelden uit klei vormden en ze gingen beschilderen. Ze maakten niet alleen beeldjes van het kind, Maria, Jozef, de herders en de koningen, maar ook beelden van de mensen die je op een marktdag op een markt kunt aantreffen, mensen van het volk die allemaal het Kind hun eer wilden brengen. Hun werk was clandestien en kan gezien worden als een vorm van verzet. Zo gaven zij hun geloofsverhalen door.

Santons

Hoe houd je geloven als een licht voor mensen gaande in een tijd van vervolging? Of als geloven gezien wordt als een privézaak die geen maatschappelijke betekenis meer heeft in een tijd waarin er over geloof vooral denigrerend wordt gepraat? Met beelden hielden santoniers het verhaal van hun geloof gaande dat er in de nacht een licht wordt geboren, dat er niet altijd maar wel steeds weer toekomst is, dat je niet gestoord bent als je wilt geloven dat er meer is dan het maakbare, dat er meer is dan zo snel mogelijk winst maken en aan de top komen.

Al vele jaren geleden zag ik die beeldjes ‘santons’ voor het eerst in een klein hoekwinkeltje op weg naar het centrum van Brugge. Een winkel waar je ook rozenkransen kon kopen, waar ze devotionele eerste communieplaatjes hadden en waar ook kruisbeelden en heiligen beelden waren. Het was in de tijd dat de kerken steeds meer leeg begonnen te lopen en bevrijdingstheologie opbloeide en de devotionele praktijken in een verdacht hoekje stonden. Zeker in Nederland waren er nog nauwelijks processies op de openbare weg. Devotie was uit. Daar zag ik die beeldjes en ik kocht het kind en zijn vader en moeder. Dat werd een begin van een verzameling die in de voorbije dertig jaar is gegroeid. Ik vond santons in enkele Zuid-Franse plaatsen, zoals Cordes en Mazemet, maar ook in Parijs in de winkel van de Saint Gervais kerk van de communiteiten de Jerusalem die ik altijd bezoek als ik in Parijs ben. Ik kocht er ook op de kerstmarkt in Brussel in het jaar dat er veel angst in de straten hing vanwege de terreur. In tegenstelling tot andere kerstgroepen die voor de kerst worden uitgepakt en na de kerst weer de doos ingaan, staan deze kleine beelden het hele jaar op de bovenste plank van mijn glazen vitrinekast thuis.

Een ambitieuze jongeman

Enkele malen per jaar maakt Arlinda - die van de Kaapverdische eilanden komt en die al bijna twintig jaar elke maandagmiddag mijn huis schoonmaakt – de beeldjes en de glasplaat stof vrij. Soms sneuvelt er iets en zegt ze verlegen: “Ik deed het niet express.” Ik aanvaard met een zekere groeiende Gelassenheit dat er geen werk en geen leven is zonder kleine en ook grotere ongelukken. Maar nu was er iets misgegaan met een van de beeldjes en wel met de trommelaar. Het is zo te zien een ambitieuze jongeman met een witte broek, een wit hemd, een rood strikje, zwart jasje en een grijze hoed. Hij draagt om zijn linkerarm een rode lange trommel en houdt een stok in zijn rechterhand. Hij wordt vast een rijzige grote man van wie je gaat merken dat hij zich graag laten horen.

Nu – hoe en wanneer precies weet ik niet – is bij de schoonmaakbeurt het voetstukje afgebroken en kan hij alleen nog maar staan als je hem tegen de glanswand aanzet. Arlinda had het probleem zo opgelost maar er niet met mij over gesproken. Ze had het wat gecamoufleerd. Ik zag het op een dag en liet de gemankeerde trommelaar zo staan. Ik had het druk en besteedde er weinig aandacht aan.

Blijvende handicap

Nu ik in een andere tijd leef, die ik na-werk-tijd noem, kan ik aan andere dingen aandacht besteden. Arlinda had weer die plank afgestopt en ik wilde de beeldjes die wat te dicht op elkaar stonden wat meer ruimte geven. Het was weer maandag en we keken naar de trommelaar. Ik zag wel dat ze het erg vond maar er niet zo goed raad mee wist. Taal is ook een blijvende handicap. Ik kon niet zeggen: “Niet erg”, want ik vond het jammer. “Jammer, ja”, zei ik.

Toen vroeg ik haar of ze thuis lijm had. Ze pakte de trommelaar met zorg in in bubbeltjespapier en nam de gewonde jonge muzikant mee naar huis. De volgende dag stond hij alsof er niets was gebeurd op de deksel van mijn printer in de studeerkamer. Ik zette de trommelaar naast een andere trommelaar, wat ouder en kleiner weer in de kast aan de rechterzijkant. Het is daar in de loop van de jaren een drukte van belang geworden.

Heilige wond

Annemiek Schrijver, presentator van het NCRV televisieprogramma De Verwondering, vroeg me eens of een wond ook een heilige wond kon worden. Een mooie vraag. Ik keek nog eens naar die trommelaar en het was alsof hij volwassener was geworden.

De volgende dag schreef ik in mijn dagboek het verhaal van de trommelaar.

De trommelaar

De trommelaar van de grootste plaatselijke harmonie had gehoord van een ‘Groot Licht dat alle duisternis zou verdrijven.’ Het was een onrustige chaotische tijd. Veel mensen wilden sterke leiders en grote monden kregen veel stemmen. Hij wilde dat licht wel zien. “Het zou een kind zijn, een vondeling”, zei de een en een ander noemde het een vluchtelingenkind en weer iemand sprak over een gastvrij huis waar het tijdelijk onderdak had gevonden. De trommelaar deed zijn beste pak aan en hing zijn grote trom aan zijn linkerarm. Hij was met grote spoed onderweg gegaan om er zo snel mogelijk te zijn. Hij passeerde allerlei mensen die ook op weg waren, al wist hij niet zeker of die ook vanwege hetzelfde gerucht van huis waren gegaan. Sommigen zagen er ook nogal sjofel uit. Hij liep zo snel dat hij sommigen bijna voor de voeten liep, zoals de vrouw met haar waterkruik die op weg naar een put leek. Hij was vol verlangen om aan te komen. Maar toen struikelde hij over een boomwortel die op het pad lag. Daar lag de solist. Daar lag de trommelaar. Hij kon niet verder. Iedereen liep maar door. Iedereen leek weinig tijd te hebben en al helemaal geen aandacht. Totdat er een vrouw kwam die hem de volle aandacht gaf en luisterde naar zijn verhaal over het gerucht, zijn angst en zijn verlangen. “De duisternis moet toch zo snel mogelijk de wereld uit”, zei hij. De vrouw sprak niet over tijd, maar had alle tijd van de wereld. Hij voelde mededogen in haar ogen en dat gaf hem moed en kracht. Hij voelde weer kracht in zijn enkels en zijn benen en merkte dat hij verder kon met zichzelf. Niet zo snel, langzamer maar toch verder. Hij raakte aan de praat met anderen die ook niet zo snel waren. Er kwam een oudere trommelaar naast hem lopen met een kleinere trommel die hem vertelde van zijn levensweg. Het werd donkerder en ook stiller in de avondschemering en ze meenden een lied te horen op een bekende melodie dat er licht kwam voor alle mensen van goede wil, voor mensen die niet altijd de snelste waren. Voor mensen die ook graag naar anderen luisterden en omkeken. “Is het grote licht nog ver weg?” vroeg een vreemdeling. De trommelaar zei: “Het is heel dichtbij. Jij bent het. Jij bent welkom.” Er ging een deur open en een feestelijk licht scheen stralend de donkere wereld in.

 

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.