Paulien van Bohemen is geestelijk verzorger in een verpleeghuis. Ze tekent scènes op uit het dagelijks leven aldaar. "Ik snauwde haar af als ze voor de tiende keer vroeg welke dag het was."

Door Paulien van Bohemen

“Je mag hier best komen zitten, hoor, maar ik heb eigenlijk niets te melden. Jij wel?” Hij zit in het zitje naast de draaideur in de hal van het verpleeghuis. “Ze zeggen, dat ik magerder ben geworden sinds mijn vrouw dood is, vind jij dat ook?” Hij legt de krant waarin hij aan het lezen was naast zich.

“Ik zit vaak hier, want ik ben niet graag in ons appartement. Als ik boven ben, voel ik me zo verdomde slecht over mezelf. Mijn vrouw was de laatste jaren van haar leven dement. Het ging heel geleidelijk, ik had het niet in de gaten. Of misschien wilde ik het niet weten. Ik snauwde haar af, als ze voor de tiende keer vroeg welke dag het was. Ik werd heel boos, als ze het bestek weer eens vergeten was bij het tafeldekken. God, hoe vaak heb ik niet tegen haar gezegd: ‘Denk nou toch eens na!’” Grommend verbergt hij zijn gezicht in zijn handen.

“Ik was onkundig. Wist ik veel dat dat door dementie kwam. Pas na haar dood heb ik er boeken over gelezen. Toen kwam ik erachter, dat ik het helemaal verkeerd had aangepakt. Ik las, dat je mensen die vergeetachtig zijn, niet moet verbeteren, want daar worden ze onzeker van.” Hij kijkt mismoedig.

“Mijn vrouw was er altijd voor mij. Als ik vroeger weer eens niet kon slapen door problemen op mijn werk kwam zij bij mij zitten. Maar toen zij niet meer goed overweg kon met vork en mes, heb ik niks gedaan. Ik ben vaak weggelopen met mijn bord om voor de televisie verder te eten, terwijl ik haar achterliet in ons keukentje waar zij hulpeloos naar haar eten zat te staren. In plaats van dat ik gewoon even haar aardappelen had gesneden. Wat zal ze zich alleen hebben gevoeld.”

Beschaamd staart hij naar buiten. Door de draaideur komt een bejaard stel binnen. “Ik probeer mijn gedrag een beetje goed te maken, door hier vrijwilligerswerk te doen. Ik kom bij een meneer, die geen familie meer heeft. Hij zegt steeds hetzelfde, maar ik blijf vriendelijk. Hij kan het ook niet helpen, dat zijn hersenen versleten zijn.”

Met een peinzende blik ziet hij het echtpaar de lift instappen. Dan kijkt hij op de grote klok boven de draaideur en staat op. “Ik moet zo naar die man toe, dus ik ga ervandoor. Mocht je nog eens behoefte hebben aan een praatje; ik zit dus meestal hier.”

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.