Religie had voor de niet-gelovig opgevoede Nanda Wassink een positieve klank: “Wat is dat ‘diepe’ dat mensen gelovig maakt? Er moet wel ‘iets’ zijn.” Nu volgt ze de opleiding tot geestelijk verzorger en loopt ze stage in een diaconaal centrum. “Soms is pastoraat een kwestie van het uithouden met de ander. Kun je het lijden voor dat moment mee dragen?” Een nieuwe aflevering in de interviewserie Jonge Denkers, door Theo van de Kerkhof

Door Theo van de Kerkhof

Armen en zwakkeren bijstaan, voor menig diaconaal werker is dat de kern van het christendom. Matteüs 25: “Alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.”

Voor Nanda Wassink (24) begon het toch net een slag anders. Ook zij wordt gedreven door betrokkenheid bij anderen, maar, zegt ze, dat komt van binnenuit. “Ik ben niet gelovig opgevoed, niet gedoopt of zo. Wel raakte ik geïnteresseerd in religie. Dat was in de tijd dat Wilders opkwam. Religie stond plotseling in het middelpunt van de belangstelling, maar vooral negatief. Ik dacht: wat die gelovigen beweegt, dat kan toch niet alleen maar slecht zijn. Ik begreep het niet, maar het wekte bij mij eerder een positieve interesse dan afkeer. Ik wilde weten: wat is dat ‘diepe’ dat mensen gelovig maakt? Er moet wel ‘iets’ zijn.”

Het bracht haar uiteindelijk bij de opleiding tot geestelijk verzorger binnen de studie Theologie en Levensbeschouwing aan de Fontys Hogeschool in Tilburg. Nu loopt ze stage in het Annahuis in Breda, een diaconaal centrum, met speciale aandacht voor de kwetsbare medemens. Nanda: “Er gebeurt veel aan begeleiding van dak- en thuislozen, maar er is ook een bredere groep die naar de inloopochtend komt, soms om uit hun isolement te komen. Een mooie groep mensen. En het is een prettig kleine organisatie, waar je dicht op de huid van het alledaagse leven zit en direct menselijk contact hebt. Ik heb een tijdje in de ouderenzorg gewerkt, waar alles veel meer volgens protocollen verloopt. Daar moest ik me voortdurend afvragen of het wel binnen de regels viel als ik een praatje met iemand maakte.”

Wat maakt het Annahuis tot een christelijk centrum?

“In het begin had ik daar ook vragen bij. Het is een initiatief van de gezamenlijke kerken in Breda; dat in de eerste plaats. Maar tegelijk willen we dat de deur openstaat voor iedereen. Er komen veel moslims en ook de autochtone bezoeker heeft lang niet altijd een christelijke achtergrond. Hoe ga je daarmee om? We houden kerst- en paasvieringen. Dat is er allemaal nog wel. We werken vanuit een christelijke spiritualiteit, maar we leggen het er niet zo dik bovenop. Het zit hem meer in de waarden: open, eerlijk en goed met elkaar omgaan. Het is net als met de Nederlandse cultuur. Die is niet denkbaar zonder de christelijke waarden, maar die zitten door het alledaagse leven heen geweven.

Er zijn wel eens bezoekers die zeggen: ‘Bij het Leger des Heils daar kom ik niet, want daar willen ze je tot het geloof bekeren.’ Dan denk ik wel: je moest eens weten waar wij uit voortkomen.

Sommige oudere bezoekers hebben nog een kerkelijke achtergrond en dan komt geloof wel eens ter sprake. Andere hebben er niets mee. Dan begin je daar niet over.

We organiseren wel bezinningsochtenden, al is dat zelfs voor sommigen nog een brug te ver. Ze komen wel als het workshop heet, terwijl we hetzelfde doen.”

En wat gebeurt er op zo’n bezinningsochtend?

“We bespreken een levensbeschouwelijk thema; soms is er een liedje of een gedicht. Wat er dan gebeurt, hangt erg van de groep af. Een thema als ‘thuis’ ligt dicht aan ieders hart. Waar voel je je thuis? Wat maakt een huis tot thuis? Wat is thuis zonder huis? Met Pasen bespraken we een aantal tegenpolen: macht-onmacht, vechten-vluchten, afhankelijk-onafhankelijk. Zo kom je snel bij ervaringen en levensverhalen. We willen het dicht bij huis houden. Dat is kenmerkend voor zingeving anno nu, denk ik. Anders heeft het voor onze doelgroep in ieder geval geen betekenis.

Kijk, wat is diepgang? Is dat je intiemste zielenroerselen delen? Of is dat ook het verhaal van een vrouw die vertelt dat ze het moeilijk vindt om alleen thuis te zijn nu haar kinderen het huis uit zijn? Ze heeft de neiging ervoor weg te lopen. Maar zegt dan: ‘Ik moet het leren. Dan zet ik de radio aan... Dat helpt me ermee om te gaan.’ Zij deelt iets dat raakt aan haar zijn. Dat is zingeving. En het is belangrijk dat aan elkaar terug te geven: ‘Wat goed dat je dat aan het leren bent’. Die bevestiging krijgen mensen niet zo vaak.”

Door je opleiding ben je je in religie gaan verdiepen, een soort persoonlijke zoektocht. Wat heb je daarin ontdekt?

“Het begon als een belangstelling van buitenaf. De vraag naar het lijden bijvoorbeeld. Hoe gaan mensen daarmee om? Waar putten ze kracht uit? Mijn stage nu, maar ook mijn vrijwilligerswerk bij de telefonische hulpdienst Sensoor, confronteert me heel direct met lijden. Misschien zoek ik het wel op. Geleidelijk aan is het religieuze meer persoonlijk geworden. Wat ik ontdekte? De grote waarde van troost en saamhorigheid. Ja, ik geloof wel in iets groters dan ikzelf waar troost vanuit gaat. Maar ik ervaar dat vooral in contact met anderen. In verbondenheid gebeurt dat ‘religieuze’. Of ik dat God noem? Ja, ik denk het wel. Of eerder zou ik zeggen: er is iets goddelijks. Dat zit in alles, in de natuur, maar vooral in contact tussen mensen.”

En noem je jezelf christelijk?

“Veel mensen vragen vanwege mijn opleiding: ‘Ben je dan gelovig?’ Ik ben in ieder geval niet niet-gelovig. Er is ‘meer’ dat ons met elkaar verbindt. Maar christelijk? Daar ben ik nog niet zo uit. Misschien op den duur wel. Het is ook maar hoe je het benoemt. Een collega van mij noemt zich christelijk maar niet kerkelijk. Misschien bedoelen we hetzelfde, terwijl ik me niet christelijk noem. Mijn aarzeling: zo’n etiket voelt als vernauwend. Geloof is voor mij denk ik vooral een basishouding: hoe ik omga met mijn omgeving, andere mensen, de natuur.

Ik denk dat ik wel bewuster in het leven ben komen te staan. Ik sta stil bij het goede dat ik heb. Mijn familie, mijn vriend en mijn vrienden. Ik voel mij gezegend en vind dat ik het goed voor elkaar heb, zeker voor mijn leeftijd. Ik heb vrienden, een auto, een huis en een huisdier. Je kunt dat vanzelfsprekend vinden en maar doordenderen. Maar ik sta daar wel bij stil. Ik zie, zeker ook door mijn werk, hoe kwetsbaar het leven is en hoe het ook anders kan zijn. Elke dag kan je iets overkomen of je geliefden. Daarom wil ik nu het goede beseffen. ‘Je hoeft toch niet elke dag te zeggen dat je van elkaar houdt’, zeggen vrienden wel eens. Maar waarom niet? Liefde is een groot ding in alle religies. Als je mij vraagt ‘wat is nou jouw geloof?’ dan is het misschien wel dat: een open en liefdevolle grondhouding tegenover alles en iedereen.”

Waar put je inspiratie uit?

“Uit veel verschillende bronnen. Ik lees veel: gedichten en ook wel de Bijbel. Maar toch: mijn belangrijkste bronnen zijn de gesprekken met andere mensen en mijn eigen innerlijk.

Daarnaast: ik speel saxofoon, ik houd bijen en ik wandel graag door de bergen. Die saxofoon, dat is echt mijn meditatie. En als ik in Oostenrijk door die hoge bergen wandel, voel ik me ontzettend nietig. En mijn bijen: ik zie een wonderlijke wereld als ik dat volkje in mijn tuin gadesla. Wat weten wij daarover? Ik ben wel nieuwsgierig, maar hoef niet voor alles een rationele verklaring.

Ja, ik denk dat religie tegenwoordig veel meer verweven is met het alledaagse. Dat een geestelijk verzorger tegenwoordig niet meer vanuit een vast geloofskader denkt, is volgens mij helemaal niet erg. Voor veel mensen van nu geldt hetzelfde. Wat blijft is de zoektocht. Iedereen heeft een manier nodig om door het leven te gaan. Iedereen zoekt naar antwoorden. Waarom overkomt mij dit? Hoe geef ik invulling aan mijn leven? Wat maakt dat ik ’s ochtends mijn bed uitkom? Het antwoord op die vraag is religie anno-nu. Want of je kerkelijk bent of niet, je hebt een geloof nodig om je bed uit te komen. Een nihilistische visie op het leven zou ik verdrietig vinden, geloof ik… Ook wel rustig misschien. Maar ik geloof dat er wel een bepaalde zin is die we zo goed mogelijk moeten benutten, naleven.”

En hoe komt jouw geloof terug in je werk?

“Geestelijke verzorging is denk ik iets anders dan hulpverlening, in de zin van een cliënt komt met een probleem en jij als helper wijst de weg naar een oplossing. In mijn werk gaat het niet primair om oplossingen, maar eerder om het scheppen van ruimte voor het verhaal van de ander. Zo waardeer je de ander als gelijkwaardig. En er is ook sprake van wederkerigheid. Ook ik ontvang. Ik ontwikkel mezelf door wat anderen meemaken en aan mij toevertrouwen.

En soms is pastoraat ook een kwestie van het uithouden met de ander. Soms valt er niets te verhelpen. De vraag is dan: kun je gewoon erbij blijven in het moment? Kun je het lijden voor dat moment mee dragen? Ook bij Sensoor hoor ik soms schrijnende verhalen. Mensen die helemaal niemand meer hebben. Die op zondagavond bellen: ‘Ja, ik bel maar even, want ik heb sinds vrijdag nog geen woord gesproken.’ Je doet dan niet veel meer dan aanhoren en aanwezig zijn. Als die beller en ik elkaar dan even weten te vinden is dat heel bijzonder, hoe verdrietig het verder ook is.

‘Bidden waar bidden niet meer kan’, las ik ooit ergens. Zoiets.”

Is dat niet heel zwaar?

“In het begin is het wel spannend. Je weet niet waar je aan begint en of je ermee om kunt gaan. Vroeger dacht ik: ik ga niet iets met mensen doen; dat neem ik allemaal mee naar huis en daar word ik zelf heel verdrietig van. Nu zit ik toch in dat werk en gaat het me eigenlijk heel goed af. Ik kan erg geraakt worden door een contact of verhaal. Maar ik weet wel: uiteindelijk hoort dat verhaal bij die ander.

Geestelijke zorg gaat natuurlijk niet altijd om zware problemen, maar wel om iets wat in onze maatschappij niet vanzelfsprekend is. We willen zo graag iets doen, terwijl dat niet altijd kan of nodig is. Ja, in het begin moest ik dat echt afleren. Als je je verdrietig voelt, wil je gewoon met iemand op de bank zitten en praten. Je ei kwijt kunnen, zonder ‘behandelplan’. In het Annahuis gaan we uit van de presentietheorie. Dat wil onder andere zeggen: We nemen je niet alles uit handen. We lopen mee in je eigen tempo. We blijven bij je als het leven je even te zwaar wordt, tot je zelf weer verder kunt.”

 

Zie ook andere interviews in de serie Jonge Denkers.

Bron: Volzin

» Lees ook andere artikelen van Theo van de Kerkhof

 

 

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.