Een festival - maar het mag ook een dik boek zijn of een ellelange opera - vormen een mooie overgang van de drukte en sleur van alledag naar het dobberende bestaan in vakantietijd. Kunst leert sowieso te relativeren. De Toscaanse fresco’s van Fra Agelico genazen Eric Corsius ooit van calvinistische kaalheid en katholieke kramp. Met ‘La Mer’ van Charles Trenet op de MP3 geeft hij zich nu over aan de gewichtloosheid in het water.

Door Eric Corsius

Het is weer festivaltijd. Voordat de hondsdagen aanbreken en de zomer het maatschappelijk verkeer helemaal platlegt, leven we ons uit in kunstevenementen. Dit helpt om te ontwennen van de sleur en de stress van het dagelijks leven. We hebben nog te veel adrenaline in ons lijf, om ons over te geven aan het gedobber op de waterspiegel van een meer. Tegelijk willen we al afstand nemen van het getrek en geduw, het getob en getier van alledag. Festivals komen bij dit dilemma uitstekend van pas. Ze doen weliswaar een appel op onze energie en helpen bij de verbranding van overtollige reserves, maar ze plaatsen tevens alles in een ander daglicht en perspectief.

In die zin is elk festival een feest – zoals de naam al zegt. Het is enerzijds beslist niet vrijblijvend, want het is strak georganiseerd en vergt inzet. Anderzijds is het wel degelijk bevrijdend, omdat er een uitzicht wordt geopend op een andere werkelijkheid. De kunst die tijdens het festival wordt vertoond maakt de realiteit doorschijnend. Dit geldt natuurlijk bij uitstek voor het (muziek-)theater, dat een rituele oorsprong heeft en in zijn vroegste vorm goden en mensen, hemel en aarde met elkaar wilde verbinden.

Lange zomeravonden

Eerlijk gezegd beleef ik de meeste festivals via de media. Bovendien organiseer ik jaarlijks, op de overgang van werkseizoen naar vakantie, mijn private minifestivalletje. De lange zomeravonden, gecombineerd met een leeglopende en zich ontspannende agenda, zijn bij uitstek geschikt om een dik boek te lezen of om met de koptelefoon te luisteren naar lange stukken muziek: een paar fikse kwartetten van Beethoven, een opera van Wagner of een symfonie van Mahler. Het is de tijd voor zaken ‘waar je anders nooit aan toekomt’.

Natuurlijk is dit een individualistisch gebeuren. Als zodanig lijkt het niets te maken te hebben met het ritueel van het echte festival. Dat is immers per definitie iets collectiefs. Niettemin wordt ook de eenzame luisteraar of lezer altijd opgenomen in een onzichtbare kerk die alle tijden en plaatsen omspant. Op het moment dat ik mij voeg in de traditie van hen die zitten aan de voeten van de grote geesten, ben ik meer dan ooit lid van de polis en wereldburger - ook al doe ik dat in mijn eigen ‘hoekske’.

Neerslachtig

Het festivalgevoel neem ik trouwens ook altijd mee op vakantie. Mijn mooiste vakantieherinneringen gaan over kunst, over momenten waarop ik een wereld voor me zag open gaan. Mijn eerste kennismaking met Toscane was zo’n moment, bijvoorbeeld.

Het was in het begin van de jaren negentig. Ik stond aan het begin van mijn loopbaan als theoloog. De sfeer in de katholieke wereld was in die tijd behoorlijk verziekt. De bisschoppen haalden, na jaren van treiterpolitiek, de oogst binnen van een angstklimaat dat hun gedweeë en gewillige onderdanen opleverde. Aan de andere kant heerste in progressief RK Nederland een sfeer van boosheid en bitterheid, waarbinnen elke vorm van interne kritiek als verraad werd beschouwd. Na drie jaar werken hield ik het bijna voor gezien. Neerslachtig begon ik in 1994 aan mijn vakantie.

Tijdens deze vakantie vond een ommekeer plaats. In de kerkgebouwen en kloosters van Florence en omstreken ontdekte ik de betekenis van kleur en gratie, vooral door de fresco’s van Fra Angelico. Ik hield op mijn geloof en mijn werk te associëren met noordelijke, neogotische muffigheid, calvinistische kaalheid en katholieke kramp. Er sloop een lichte en transparante toets in. Moeten maakte plaats voor ontspannen en relativeren. Een soortgelijke ervaring deed ik jaren later op in de montere vroegchristelijke kerken van Ravenna. De kennismaking met dergelijke uitingsvormen van vederlicht en vriendelijk geloven heeft me de nodige Hollandse winters doorgeholpen.

Hoogstaande oppervlakkigheid

En natuurlijk: na een bezichtiging van een kerk is er dat strandje of dat zwembad. En de overgave aan mijn gewichtloosheid in het water, terwijl ik via de MP3-speler luister naar La Mer van Charles Trenet. Dobberend op het watervlak ben ik niet bestand tegen een soort hoogstaande oppervlakkigheid. Ik houd ermee op, mezelf al te serieus te nemen. Maar ook deze zelfrelativering doet ertoe. Het gevoel dat je een drijvend veertje bent op een immense oceaan, is wellicht het begin van de levenskunst - en van authentiek geloof.

Fra_Angelico

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.