Paulien van Bohemen is pastor in een verpleeghuis. Ze tekent scenes op uit het dagelijks leven daar. "Zeg, ben jij soms ook een hopeloos geval?"

Door Paulien van Bohemen

“Die gele hoed staat je erg charmant. Maar die rode baard vind ik niet mooi. Ga je gauw eens scheren. Zeg, ben jij niet een of andere schilder?" Ze staat op de gang van de afdeling met haar handen in haar zij en bekijkt het schilderij pal naast haar kamerdeur.

“Die hoed is volgens mij van stro. Echt heel vakantieachtig. God, ik kan niet op je naam komen. Ik vergeet echt alles tegenwoordig. Mijn hoofd is helemaal leeg. Ik ben een hopeloos geval. Daarom bid ik elke dag tot de heilige Rita. Ken je die? Zij is van de hopeloze gevallen en daar hoor ik al mijn hele leven bij. Toen ik twee maanden te vroeg geboren werd, zei de vroedvrouw: ‘Leg dat kind maar weg, die haalt het toch niet.’ Mijn moeder ging dood toen ik drie jaar was. Ik moest bij mijn opoetje gaan wonen. En ik was een kreng, hoor, want ik verdomde het om iets te knutselen voor Moederdag. Maar toen juffrouw Thijsen zei, dat ik iets voor opoe mocht maken, was het wel goed. Heb jij je moeder wel gekend, meneer hoe heet je ook alweer? Ik mag het hopen voor je. Opoe was een schat, maar ik miste altijd mijn moeder, ook al heb ik haar niet echt gekend. Stom hè? Zeg, jij bent nogal stil. Zit mij maar aan te staren vanaf dat schilderij. Ben jij soms ook een hopeloos geval? Je kijkt zo treurig. Ben jij ook vergeetachtig, net als ik?”

Ze doet een paar stapjes achteruit, slaat haar armen over elkaar en kijkt hem een poosje strak aan. “Ik weet het weer! Ik weet het weer! Jij sneed je eigen oor eraf, is het niet?” Ze tikt driemaal met haar trouwring tegen het glas van het schilderij, precies op zijn neus. “Dat zal pijn hebben gedaan, meneertje koekenpeertje. Je bent al net zo'n hopeloos geval als ik. Ze zeiden altijd: ‘Die Corry, die is geen stuiver waard.’” Ze recht haar rug en spreidt haar armen. “Maar kijk mij hier eens staan: deze stuiver is toch maar mooi een dubbeltje geworden.” Dan buigt ze voorover en kust de schilder op zijn wang. “Nou, meneer huppeldepup: het ga je goed. En niet je andere oor ook eraf snijden, hoor. Gewoon Rita aanroepen, die weet wel raad met ons.”

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.