In haar werk als geestelijk verzorger op een verpleegafdeling ontmoet Paulien van Bohemen een weduwnaar.
Door Paulien van Bohemen
“U mag best binnenkomen, hoor. U komt communie uitreiken? Maar ik heb al ontbeten. Geeft dat niks? Vroeger moesten we nuchter naar de kerk. Maar daar kon ik goed tegen, hoor. Ons Wilma niet. Zij viel altijd flauw.
Fijn zeg, dat u bij ons ouwe mensjes komt.
Hoe het verder gaat? Wat zal ik zeggen. Het is allemaal niks meer als je alleen bent. Het is pas half tien, klopt dat? Ik heb nog de hele dag voor me. Welke dag is het eigenlijk? Woensdag? Alle dagen lijken zondag. Ze laten je hier gewoon zitten. Godsamme, oud worden is geen lolletje, hoor.
En waar is mijn vrouw? Ze heeft niet gezegd hoe laat ze terug komt. Zie je, dit was ze: mijn Betsie. En nu ben ik alleen. Ik ben de jongste van ons gezin. Een nakomertje. Ons moeder was 43 toen ik kwam. Op mij was niet gerekend. Onze Kees en ons Wilma en onze Piet zijn allang dood. Ik ben alleen over. Ik ben van 1928. Bijna 90. Het is vandaag vrijdag, is het niet?
Ik kan niet zeggen waar mijn vrouw heen is. Ik meen allemaal dat ze dood is. Ja, hier staat het: ‘Na een leven dat gekenmerkt werd door eenvoud en zorgzaamheid is van ons heen gegaan mijn lieve vrouw, onze moeder, oma Betsie. Ze overleed op 6 april 2015 in de leeftijd van 85 jaar.’ Waarom hoor ik dat via de post? Niemand vertelt mij hier ook iets. Nee, het is voort niks meer. Vroeger kon ik nog goed uit de weg. Reed ik heel de stad rond, was ik opzichter. Kijken hoe het met de mannen ging. Nu ben ik vort een oud manneke.
Zeg, niet om het één of het ander, maar wat kwam u ook weer doen? O ja, de communie. U doet mooi werk. Het doet je toch goed, dat Onze Lieve Heer er nog bij betrokken is. Mocht u mijn vrouw tegenkomen, zeg dan dat ik ongerust ben. Ja, u ook een fijne dag, tot volgende week.”
Donderdag 21 september is het Wereld Alzheimer Dag.