De coronacrisis laat ons leven in vreemde, stille en chaotische tijden. De gedachten van Marinus van den Berg gaan uit naar vereenzaamden van allerlei aard. In de Psalmen leest hij een zin die raakt: "God, geeft de vereenzaamden een thuis."
Door Marinus van den Berg
Het is een stille maandagochtend. Stiller nog dan de ochtenden van de tweede kerst-, paas- of pinksterdag. Niets lijkt op gang te komen. Er zullen geen meubelbeurzen zijn, kermisattracties blijven dicht, Future Land op de tweede Maasvlakte is gesloten. Men kan onderweg nergens iets drinken of een vorkje prikken. Wie kan wordt gevraagd thuis te werken. Alleen wie een vitaal beroep heeft, spoedt zich op weg en kleedt zich als een maanreiziger in afschermende kleding.
Je kunt ieder moment op radio en televisie naar alsmaar herhaald nieuws en nieuw nieuws luisteren, naar commentaren op dat nieuws en naar ervaringen bij de supermarkten over lege vakken en naar nieuws dat geen nieuws is.
Kiezen voor de stilte
Je kunt ook kiezen voor de stilte, voor zelf gekozen muziek en je beperken in het volgen van de tsunami aan nieuws over een virus met een te mooie naam dat vliegtuigen uit de lucht houdt, huwelijksfeesten en afscheidsrecepties verstoort, dat het wankele huis dat op het fundament van geld verdienen en consumeren is gebouwd in het zand laat zakken.
Niemand weet wat dat voor morgen en overmorgen gaat betekenen en wie bij de kwetsbaren wordt gerekend hoopt dat hij dit zal overleven en niemand weet wie de kwetsbaren echt zijn. Je wil niet weten van de code rood in sommige ziekenhuizen. Panieknieuws op basis van slechte informatie dat nog wantrouwiger maakt?Wie kunnen we vertrouwen? Is morgen nog waar wat vandaag als waarheid wordt verkondigd?
Thuis
In de stilte van deze vreemde maandagochtend waarin ik meestal de mensen van de vuilnisophaal over de kade zie rijden, om nog een vitale sector te noemen, lees ik psalm 68 in de vertaling van Ida Gerhardt. De dichter-zanger-psalmist en zijn tijdgenoten leven in een chaotische tijd waarin alle vanzelfsprekendheden wankelen en zij die dachten alles onder controle te hebben, de lakens uit te kunnen delen, wordt de wacht aangezegd.
De dichter doet het in een taal die zich niet zo maar laat verstaan, maar er is één zin die bij mij blijft haken: "God, geeft de vereenzaamden een thuis" (Psalm 68, 7). Je kunt het lezen als een feit maar ook als een verlangen. Dichters gaan meer over verlangens dan over feiten of je zou ook kunnen zeggen over het verlangen van de angstigen, van de geslagenen, van de wanhopigen.
Dichters lijken met de machtigen niet zoveel op te hebben en maken hen graag onzeker. Ze laten de welbespraakten graag stotteren en de tongen verstommen van wie het eigenbelang en eigen gelijk behartigen, van wie enkel denken aan het eigen hachje.
Maar het genoemde psalmvers zet me stil bij de vereenzaamden en bij het verlangen naar een thuis. Een verlangen als een belofte. Wie zijn de vereenzaamden? Zijn ze niet overal te vinden: op scholen, de gepesten, op universiteiten met hun studiedruk, onder wetenschappers die alsmaar moeten publiceren, onder zorg- en hulpverleners en al die wachtlijsten, onder de faalangstigen, onder de mensen zonder vaste contracten die zomaar weer op straat kunnen komen te staan, onder de mensen die van dag tot dag leven zonder een financieel buffertje en ga zo maar door.
Ieder lijkt zijn eigen vereenzaming te hebben. En ieder wil thuis komen, niet gedwongen, maar waar je van harte gegroet wordt, waar je gekend wordt, waar je mag zijn wie je geworden bent, waar je aanvaard wordt. Ik lees het op deze stille ochtend die door anderen misschien als een lege ochtend wordt ervaren.
Vreemde tijden
Gisteren zag ik bij Theemaas in Rotterdam waar je koffie en thee kunt kopen maar ook steeds weer nieuwe keramiekexposities kunt zien een schaal van de keramist Dick J.J. Blacquiere van wie ook werk in het nu ook dichte museum van Den Haag te zien is. In het midden van de schaal is een gouden driehoek die me deed denken aan dat oog van God die alles ziet. Een gedachte die angst kan oproepen, alsof je je nergens meer kunt verschuilen, maar ook een gedachte die vertrouwen kan oproepen.
Ik zag de driehoek als een V.V.V.: in Vreemde tijden hoop je zo gezien te worden dat je je Veilig weet en weet op wie je Vertrouwen kunt. Vertrouwen is dan een geschenk. 'God geeft de vereenzaamden een thuis'. Een vreemde zin misschien, of een veilige zin die vertrouwen geeft in vreemde, stille en chaotische tijden. Ik ga thuis verder werken aan het boek 'Ode aan de eenzaamheid.'