Op de stille dagen, als ik mij weet af te sluiten van de dagelijkse beslommeringen, komen twee engelen op bezoek. Ze hebben geen vleugels. Ze zijn niet omhuld in een wit gewaad. Zij gaan door het leven zoals ik het liefst doe: op sandalen. Korte broek aan en een ontbloot bovenlijf. Een pezig lijf, in tegenstelling tot mijn opgeblazen lichaam. Beiden houden in hun rechterhand een Mozes-stok vast. Ze staan de oneindige zee-horizon te bewonderen. Hand in hand. Hun haar is lang en krullig, net als mijn haar. Hun haar danst met de zeewind, net als mijn haar dat in de Haagse duinen doet.