“Ik noem me regelmatig christen en heel soms bid ik, maar ik voel me niet meer thuis in een gelovig hokje”, zegt Gerko Tempelman (31) auteur van ‘Ongeneeslijk religieus’. Hij is initiatiefnemer van de Amsterdamse Kerk voor atheïsten, en van de Death cafés waar de dood het gespreksonderwerp is. De Amsterdammer is van gereformeerd-vrijgemaakte afkomst en schakelde van theologiestudie over op filosofiestudie. Hij geeft lezingen en cursussen over christendom, islam en filosofie.
Door Cees Veltman
“Hoe minder ik ben gaan geloven, hoe minder ik het kan loslaten”, zegt theoloog en filosoof Gerko Tempelman. Over die spanning tussen geloven en niet geloven die hij in zichzelf maar ook in de maatschappij herkent, schreef hij het boek: Ongeneeslijk religieus. Wat bedoel hij met ongeneeslijk? “De alvermogende, alwetende, algoede God ben ik kwijt, maar Jezus’ opstanding vind ik nu gemakkelijker te geloven. Juist omdat het zo absurd is. Pas als je inziet dat opstanding uit de dood volstrekt ongeloofwaardig is, wordt het hoopvol. Sinds Auschwitz hebben we immers niets te verwachten van wat we geloofwaardig kunnen geloven. Dus resteert als enige de hoop in het hopeloze, in het ongeloofwaardige, in de absurditeit.”
‘Hoe God verdween uit mijn leven en waarom steeds meer filosofen zeggen dat-ie terug is’, is de ondertitel van je boek. Waarom?
“Wat mij overkwam in dertig jaar tijd is vergelijkbaar met het gevoel van veel mensen in het Westen: God verdwijnt uit ons denken. Ik kwam vanuit Hardenberg voor mijn theologiestudie in Amsterdam terecht en het werd voor mij steeds moeilijker te blijven geloven in een God die aan de touwtjes trekt. Dat is een traject dat ook veel theologen - neem bijvoorbeeld Dietrich Bonhoeffer - hebben afgelegd. De gedachteprikkel is nu: het geloof kwijt, ja, maar ik weet niet of ik er ooit helemaal vrij van raak. Deur dicht klaar, dat wil ik niet en dat kan ik ook niet. Er zit te veel in het christelijke verhaal en het verhaal zit te veel in mij.
Vroeger maakten we grappen over het ‘Maarten ’t Hartsyndroom’: je bent helemaal klaar met het geloof, maar je schrijft heel veel boeken die de indruk van het tegendeel geven. Ik heb met mijn boek willen voorkomen mijn eigen nest te bevuilen, want ik heb een fijne jeugd gehad. In plaats van afrekenen met het geloof van mijn jeugd vind ik het veel mooier om op zoek te gaan naar een andere, postmoderne, nietzscheaanse vorm van christendom.”
Maar toch: veel van je vroegere religieuze overtuiging vind je nu gewoon onzin?
“Ja, maar daarom ben ik nog niet uitgedacht over God. Wat nu als de uitspraak ‘er is geen reden om in God te geloven’ prima past bij het christelijke verhaal? Daarover denken de theologen van ‘radical theology’ na. En via postmoderne denkers als Rollins, Zizek en Caputo maakte ik kennis met een zwakke, machteloze God. Dat type denken heeft mij afgeholpen van het idee van een God die aan de touwtjes trekt. Deze denkers zeggen dat God ons probeert te laten zien dat hij een illusie is. Wie is deze God dan? Ik heb geen idee, maar wat je ervan denkt, dat is-ie niet. Als je ontdekt dat God een illusie is, op het hoogtepunt van je ongeloof, precies dan kom je het dichtst in de buurt van het christelijke verhaal. Een echte atheïst, zegt Zizek, is een christelijke atheïst, net zoals Jezus aan het kruis riep: ‘Mijn God waarom hebt u mij verlaten?’
Wat nu als de uitspraak ‘er is geen reden om in God te geloven’ prima past bij het christelijke verhaal?
Heb je van de vrijgemaakt-gereformeerde kerk nog wel een zondebesef overgehouden waarvan we nu misschien wel iets meer zouden kunnen gebruiken? Net zoals we nu over vliegschaamte spreken? Of over vluchtelingenschaamte?
“Ja, we zouden meer schuldbesef kunnen hebben. Dat komt ook wel denk ik. Maar je moet mensen niet definitief afschrijven als ze iets verkeerd hebben gedacht, gezegd of gedaan, zoals nu nogal eens gebeurt. Zondebesef zonder genade is killing. Arjan van Veelen – correspondent zingeving van de website De Correspondent - schreef dat de ‘linkse kerk’ van nu strenger is dan zijn – en mijn – kerk van vroeger. Lees: ‘Hoe de wereld één grote kerk werd waarin anders zijn verboden werd’. De kerk van onze jeugd kende nog het begrip vergeving. Je kunt zondebesef inderdaad maar beter koppelen aan vergeving, een begrip dat in de rooms-katholieke traditie van de biechtstoel, overigens beter functioneert dan in protestantse kerken.”
Veel mensen zeggen: ‘Ik ben van mijn geloof gevallen.’ Maar dan blijkt dat ze dat doen om juist de kern ervan, naastenliefde, te behouden.
Ik ben niet zo van het zoeken naar een kern. Dat het niet draait om een zesdaagse schepping en dat soort zaken, oké. Maar de ‘de kern overhouden’ klinkt mij te mooi, alsof het verlies van geloof puur een zuiverend proces is. Dat vind ik te kort door de bocht. Mij lijkt eerder dat we al zoekend naar zin, spiritueel in de war zijn geraakt. We weten bij God niet meer hoe we onze overtuiging in de praktijk vorm moeten geven. Zo gaan we er niet per se op vooruit.
Het is eigenlijk geestelijk en rationeel armzalig om zomaar op een dag te besluiten dat religie volstrekt ridicuul is. Bestaat God? Niemand weet dat, maar je kunt het best waarschijnlijk noemen dat God bestaat als je alleen maar om je heen kijkt in onze fascinerende wereld. In ieder geval is het van de zotte om zeker te weten dat God niet bestaat. Dat vind ik zo nauw, zo beperkt gedacht.
Toch wordt, wanneer je filosofie gaat studeren zoals ik heb gedaan, snel van je verwacht dat je atheïst bent. Kom je uit een christelijk milieu? Nou daar raak je na wat discussie wel vanaf, is het algemene idee. Maar religie gaat over brede thema’s. Die kun je niet zomaar in je broekzak steken. Ik vind de vanzelfsprekendheid van het atheïsme getuigen van intellectuele luiheid.
In ieder geval is het van de zotte om zeker te weten dat God niet bestaat. Dat vind ik zo nauw, zo beperkt gedacht.
Misschien wordt de kern van het geloof pas duidelijk als je alle theologische ballast en dogma’s overboord gooit.
“Denkers als Zizek, Caputo en Rollins wantrouwen de grote verhalen en ideologieën. Ze hebben weinig op met klassieke vormen van religie, maar toch blijven ze schrijven over het christendom. Caputo zegt: ‘Ik geloof omdat het onmogelijk is.’ Geloof kan volgens mij meer body hebben dan enkel hoop. Het zet meer in beweging. Je gelooft echt dat de wereld beter wordt en daar begin je vandaag mee. Het koninkrijk van God komt eraan, zou je kunnen zeggen. En dus ga ik er nú niet mee akkoord dat vluchtelingen verdrinken in de Middellandse Zee.
We hebben theologische ballast afgeschud, maar ondertussen zijn we spiritueel volstrekt opgedroogd en krijgen we nogal eens te maken met een burn-out. Ik kom veel mensen tegen die de gemeenschap van religies waarderen en die het idee van leven na de dood fantastisch vinden. Als ik vraag: waarom geloof je dan niet, zeggen ze: ik kan het niet. Het lukt me niet. Daarom heb ik de ‘Kerk voor atheïsten (en alle anderen)’ opgezet voor mensen die wel iets in het geloof zien, maar niet weten wat ze in de praktijk moeten doen.”
We zijn ‘spiritueel in de war’, zei je net, maar zijn de zinzoekers van nu niet serieuzer met de grote vragen bezig dan mensen die zich vroeger uit gewoonte of onder groepsdruk religieus noemden?
“Dat is zo, maar neem nu de ouderen die trouwe kerkgangers zijn gebleven, zoals mijn opa en oma. Als het gaat over geloof en gevoelens, antwoorden ze vaak in formules. Als het gaat om de toekomst, citeren ze algauw het gezang: ‘Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heren hand.’ Ze hebben niet geleerd om dingen voor zichzelf te bedenken en te formuleren wat ze daarbij voelen, maar die formules zijn voor hen natuurlijk wel heel betekenisvol.
Het is winst dat jongere generaties meer geleerd hebben zelf na te denken en hun eigen keuzes te maken in plaats van de antwoorden voorgeschreven te krijgen. Maar een nadeel is dat wij geen taal hebben voor onze overtuigingen zoals mijn grootouders. Wat zeg je bijvoorbeeld als iemand doodgaat? Mensen van mijn generatie weten a) niet wat ze ervan moeten denken en b) niet wat ze dan moeten zeggen. Mijn opa en oma weten ook niet wat ze van de dood moeten denken, maar ze weten wel wat ze moeten zeggen. Ze hebben nog houvast aan het geloof.
Voor mij geldt dat nadeel ook hoor. Ik bid nog wel eens, maar hoe langer ik nadenk, hoe minder ik dat doe. Ik heb een zoontje van anderhalf. Ik vind het belangrijk dat hij Bijbelverhalen meekrijgt, maar moet ik nou ‘Jonas in de walvis’ aan hem voorlezen? Dat weet ik niet zo goed. Tegelijk ben ik dan ook weer bang dat hij minder waarde aan Bijbelverhalen zal hechten dan ik doe, maar misschien is het een andere waarde. Soms denk ik: ik wou dat ik mijn oma was. Dan lees je zo’n verhaal graag voor. En wat is gebleken? Met zo’n religieuze opvoeding kun je toch een prettig mens worden.”
Jezelf religieus noemen en het woord God gebruiken, dat kweekt onnodige afstand tot anderen. Dan kan het gesprek afgelopen zijn. Kunnen we niet beter ophouden het woord God te gebruiken?
“Moeilijk hoor. Religieuze taal is nu eenmaal nodig en beperkend tegelijk. Religies hebben vaak handvatten die boven de taal uitstijgen. De recensent van dagblad Trouw zei naar aanleiding van mijn boek: je bent niet ongeneeslijk religieus, maar ongeneeslijk gereformeerd. Rationeel gelovig dus. Daar had hij wel gelijk in.”
Veel mensen geloven niet meer in God, terwijl ze een messcherp beeld van God hebben.
“Ze kennen inderdaad geen twijfels. Hun vraag: hoe kan er een God zijn als er zoveel ellende is in de wereld, is terecht. Het bestaan van het kwaad - wat er gebeurd is in Auschwitz bijvoorbeeld - is voor veel mensen reden om niet in God te geloven. Daarom wil ik een God die je ook kunt gebruiken na Auschwitz.”
Ik wil een God die je ook kunt gebruiken na Auschwitz
Het gaat in het geloof allereerst om liefde, toch?
“Ik krijg een beetje jeuk als mensen het geloof reduceren tot liefde. Er is meer aan de hand. Er moet meer gebeuren dan het lief zijn voor elkaar waartoe burgemeester Eberhard van der Laan opriep. Je hebt ook een verhaal nodig dat hoop geeft.
Enkele filosofen na Auschwitz leggen de nadruk op het systeem van het kwaad. Eichmann deed min of meer gewoon zijn werk, maar was een radertje in het systeem van het kwaad. Daar heeft Hannah Arendt op gewezen. Nu wijst journalist Joris Luyendijk erop dat de mensen die bij banken werken, lieve mensen zijn, maar met elkaar scheppen ze een systeem dat niet in alle opzichten liefde verspreidt. Dat is het venijn.”
Misschien is dat ‘reduceren tot liefde’ in de praktijk eerder een uitbreiding. Op het gebied van de liefde hebben we nog veel te winnen.
“Als mensen tot zulke verschrikkelijke dingen in staat zijn zoals in Auschwitz, is er geen enkele reden om te denken dat het wel goed komt als wij ons best maar doen. Daarom vind ik het interessanter om te kijken of er meer is dan het menselijke kunnen, meer dan wat je uit je eigen tenen kunt halen.
Het nadeel van de orthodoxie is dat God alles weet en aan de touwtjes trekt, maar het nadeel van de vrijzinnigheid is dat al het goede van de mens wordt verwacht. Vrijzinnigen hebben geen kleinkinderen, hoorde ik in mijn theologieopleiding, hun bijdrage aan de mensheid is niet duurzaam. Het is maar de vraag of er een zinnige reden is te denken dat wij het als mensen met z’n allen tot een goed einde gaan brengen.”
Vrijzinnigen hebben geen kleinkinderen, hun bijdrage aan de mensheid is niet duurzaam
In hoeverre ben je nu je geloof kwijt?
“Ik heb al mijn oude geloof bij het oud vuil gezet, maar ik heb veel vertrouwen overgehouden. Zo ben ik volgens mij niet bang voor de dood. Ik heb vroeger een aantal theoretische ideeën geleerd, maar ik heb ook een basisvertrouwen meegekregen. De meeste cognitieve ideeën ben ik kwijt, maar dat basisvertrouwen, wat vroeger vanuit het geloof werd meegegeven, dat heb ik nog. En daar ben ik eigenlijk heel dankbaar voor.
Gezien de geschiedenis kun je aan het menselijke kunnen twijfelen, maar mensen moeten het toch zelf doen? Dat kunnen we niet op God afschuiven. Hangt Gods ‘bestaan’ niet van mensen af? Wij waren toch Gods handen?
“Dat is de vraag. Ik hoop dat er meer is dan wat mensen kunnen. Het is een hoop die op een bepaalde manier zinnig is, namelijk dat God op de een of andere manier ergens in de toekomst ingrijpt.”
Ik hoop dat er meer is dan wat mensen kunnen, dat God op de een of andere manier ergens in de toekomst ingrijpt
Auschwitz geeft misschien wel aan dat er geen reden is om te denken dat de mensheid het goede kan bewerken, maar het geeft ook aan dat er geen reden is om te denken dat God ingrijpt. Want dat deed hij zelfs bij Auschwitz niet.
“Dat is waar.”
Etty Hillesum schreef vanuit het concentratiekamp: “God kan ons niet helpen, wij moeten God helpen.”
“Dat is voor mij te weinig. Ik ben op zoek naar het bovennatuurlijke, iets onverwachts, iets onmogelijks. Juist omdat ik niet geloof dat God ingrijpt, is er alle reden om er wel voor te bidden. Als je me vraagt of God echt zal ingrijpen, zeg ik: nee, natuurlijk niet, maar als we er niet eens meer op hopen, gaat het geloof nergens meer over. De heilsfeiten uit de Bijbel vind ik niet aannemelijk, maar het is interessant wat er gebeurt als je er wel in gelooft. Dat is interessanter dan met rationele argumenten aantonen dat de heilsfeiten geen feiten zijn.”
De heilsfeiten uit de Bijbel vind ik niet aannemelijk, maar het is interessant wat er gebeurt als je er wel in gelooft
Je omschrijft jezelf als een twijfelende christen, maar wat valt er te twijfelen over de kern van het christendom en veel andere religies: de naastenliefde?
“Nogmaals: ik zeg niet snel dat het christelijk geloof alleen neerkomt op liefde en dat religies in wezen inwisselbaar zijn als ze ook liefde als kern hebben. Als ik me christen noem - en soms doe ik dat - zeg ik ja tegen een aantal Bijbelse heilsfeiten, zoals dat Jezus uit de dood is opgestaan. Toen ik Jezus’ opstanding rationeel niet meer kon geloven, ben ik het op een andere manier gaan geloven. Het is nodig om dat te geloven als je christen bent, omdat ook wij in opstand moeten komen tegen onrecht. Het christendom communiceert voor mij niet alleen een soort ideaalbeeld van mens en samenleving. Het zegt ook iets over een toekomst waarop we kunnen hopen.“
Geloven blijft vaak theoretisch. Zou het al niet fantastisch zijn als we in de praktijk allemaal goede humanisten waren? Is dat voor ons niet het hoogst bereikbare?
“Wat ik daar lastig aan vind, is wat ik in mijn boek beschrijf over de filosoof Susan Neiman. We komen eigenlijk nog maar net uit de Tweede Wereldoorlog. Telkens als er in de geschiedenis verschrikkelijke dingen gebeuren, zegt Neiman, wordt er daarna over de oorzaken ervan nagedacht, maar dat is na die oorlog onvoldoende gebeurd. Ik denk dat ze daarin gelijk heeft. Als we dat wel zouden doen, zouden we veel wanhopiger zijn over wat de mens eigenlijk vermag. Dat is mijn probleem met het humanisme.”
Denken we in het Westen, voor zover we geloven, niet te exclusief christelijk? Er zijn nog drieduizend andere religies.
“Ik heb ook oog voor andere religies. Ik bestudeer islamitische filosofie uit de middeleeuwen. Kun je iets snappen van mensen die heel anders naar de wereld kijken? De middeleeuwse islamitische filosoof Averroes zegt dat er verschillende niveaus van spreken zijn. Die zijn allemaal waar, maar steeds anders waar. De waarheid van kunst bijvoorbeeld is anders waar dan de waarheid van taal, maar niet minder waar. Datzelfde geldt voor de Koran, zegt Averroes. Je kunt er niet altijd van uitgaan dat het letterlijk moet worden opgevat, soms moet je het niet-letterlijk interpreteren. Kortom, je moet bij het lezen van de Koran altijd je verstand gebruiken, vond Averroes.
Ik heb geen reden om aan te nemen dat de christelijke religie meer klopt dan andere religies. Ik heb me wel een beetje verdiept in oosterse filosofie. En meer in islamitische filosofie die meer beelden en taal heeft en een breder waarheidsbegrip kent dan de westerse filosofie. Ze hecht meer waarde aan de etymologische kracht van verhalen. De kracht van verhalen zijn we in het Westen uit het oog verloren. Wij zijn te veel gefocust op de waarheid.
Moeten we het wetenschappelijk proberen te geloven dat Jonas in de walvis zat? Of kun je het verhaal op een andere manier begrijpen? Ja, zegt de islamitische filosofie. In die filosofie is de tegenstelling tussen ratio en religie niet zo sterk als bij ons. Het meest rationele wat je kunt doen, is geloven in God. Rationeel zit de islam veel logischer in elkaar. De rol van genade is er veel minder groot. De studie naar die traditie zie ik als een soort hersengymnastiek. Ik zal me die filosofieën nooit helemaal eigen kunnen maken. Ik kan beter vanuit mijn eigen traditie verder denken.”
Gerko Tempelman, Ongeneeslijk religieus, hoe God verdween uit mijn leven en waarom steeds meer filosofen zeggen dat-ie terug is, KokBoekencentrum, 176 blz., € 17,99. E-book € 9,99.
--------------