In het veelgeprezen ‘Hoor nu mijn stem’ beschrijft Franca Treur (38) het reformatorische milieu waarin zij is opgegroeid opnieuw, na het succesvolle ‘Dorsvloer vol confetti’. Geloven in God kan zij niet meer, maar zij komt niet los van het geloof en vindt religie een bijzonder interessant en belangrijk thema.
Door Cees Veltman
Voor wie net American Sniper van Chris Kyle heeft gelezen, is Hoor nu mijn stem niet spannend te noemen, maar de reformatorisch-religieuze, afgodische geheimtaal in dit boek is even intrigerend als die van de in levensgevaar verkerende Amerikaanse sluipschutter die in de naam van God en vaderland denkt te schieten. Hoofdpersoon Gina wordt net zo goed belaagd, maar dan door een boze God die al haar daden en gedachten als een boekhouder bijhoudt. Die God geeft haar net zo’n onveilig gevoel als de Amerikaanse sergeant de ‘rotzakken’ in Irak wil geven en van wie hij een even nauwkeurige administratie moet bijhouden.
Gina groeit op in stilte, in Zeeland - vlakbij de zee die ze bijna nooit ziet - bij haar opa en twee tantes. Haar ouders zijn bij een verkeersongeluk omgekomen. Treur registreert vakbekwaam het bevindelijke milieu van de gereformeerde gemeente met zijn leer van vergeving die het verleden ongedaan kan maken. Het biedt Gina een kans, zij het een statistisch minieme, om waardevol te worden. Van zichzelf is zij volgens de leer immers waardeloos.
Het is een verstikkend milieu waarin weinig plaats is voor vreugde of troost. Elk nieuw gezichtspunt is voor de tantes een stap richting hel, een idee waarmee zij zelf zijn opgegroeid. Als 16-jarige kreeg tante Ma onder het strijken van het tafelkleed een visioen waarin Jezus optrad. Zij ziet de brandplek in het kleed die daardoor ontstaat als een teken van zijn bemoeienis met haar, maar moet het strijken verder overlaten aan haar jongere zus. Gina voelt zich onder indruk van de tantes een twijfelende gelovige die niet durft te zeggen dat de ‘Heere Jezus’ ook voor haar gestorven is.
Tale Kanaäns
Als Gina psychologie wil studeren, is de reactie van haar tante Ma een citaat uit Prediker (‘Een verslagen geest, wie zal die opheffen?’) En Nederlands studeren is ook al niet goed, want is de tale Kanaäns niet veel belangrijker? In Leiden vindt ze zelf de preken maar mager. De dominee besteedt nooit meer dan een paar woorden aan de hemelhoge schuld van de mensen, hun diepe verlorenheid en de slechtheid van hun ziel. Als Gina meldt dat haar studentenhuis nummer 53 heeft, ziet tante Ma dat als een slecht voorteken, want zegt Psalm 53 niet: ‘De trotse dwaas zegt in zijn hart daar is geen God’? Gina haat haar erom. Toch vindt zij dat tante een punt heeft: als het leven niet meer is dan een opstapje voor de eeuwigheid, maakt het niet uit of je geschoold bent of niet.
Maar ze kaatst terug wat de huisnummers betreft, want de tantes wonen op nummer 2 en in Psalm 2 klinkt: ‘Wat drift beheerst het woedend heidendom.’ Brutaal, vindt tante haar dan en zij krijgt gelijk, want Gina verliest als student inderdaad haar geloof onder invloed van colleges van een atheïstische hoogleraar (gebaseerd op het Atheïstisch manifest van hoogleraar Herman Philipse). Gina wordt kritisch over teksten als “Het was een mooie dienst” of “Moge Hij de roepstem heiligen aan ons aller hart” (“al die onzin waar mensen mee aankomen al ze je ertoe willen brengen het ondraaglijke te verdragen.”) Zij ziet tegenstrijdigheden in het geloof naar aanleiding van “een preek over iemand van wie niemand een voorstelling heeft, maar die de dominee hartstochtelijk aanroept alsof Die een oor bezat, iets wat golven oppikte uit de ether.”
Haar enige hoop in het leven wordt dan de medemens, een reactie op Twitter, de liefde van een vriend. Ze voelt zelfs zoveel liefde in zich dat ze van een stoptrein kan houden of van een meelfabriek. Terwijl ze alle liefde nodig heeft die ze maar kan krijgen - zelfs van de vader van een vriendje - mislukken haar vriendschappen allemaal.
Vergelijking met moslimfundamentalisten
Treur vergelijkt het reformatorische milieu met moslimfundamentalisme. Voor de moslimfundamentalist is de wereld al even zwart-wit, maar op een heel andere manier: geen eerbied voor geschiedenis, alleen voor zijn god, voor wie hij het kwade wil verwijderen. Ook de God van de bijbel zegt: wie niet voor mij is, is tegen mij. “Zo ver staat de jihadist niet van Gina af die evenmin tot een zelfstandig oordeel hoeft te komen en slechts de ‘Heere’ hoeft te gehoorzamen.”
Het boek is een mooi voorbeeld van afstand-van-je-geloof-nemenliteratuur in de traditie van Jan Wolkers en Maarten ’t Hart. Dat afstand nemen betekent overigens niet automatisch afstand tot de kern van het geloof. Treur gelooft niet meer in ‘het bestaan van God’, maar ziet schrijven wel als een religieuze activiteit omdat zij zichzelf dan andere werelden voorstelt en betekenis toekent aan verhalen. Schrijven helpt tegen de ‘zinloosheid van het bestaan’ en geeft haar het idee dat je ertoe doet. Zij wil met haar boek de kloof tussen mensen die geloven en mensen die geloof eng vinden (omdat ze er te weinig vanaf weten) overbruggen, verklaarde zij in interviews.
Franca Treur, Hoor nu mijn stem, Prometheus, 349 blz., € 22,50.