Tussen 1941 en 1945 zaten ruim tweeduizend Nederlanders, voornamelijk politieke gevangenen, in concentratiekamp Dachau. Bij binnenkomst kregen ze een nummer; hun naam deed er niet langer toe. Het project “Geen nummers maar namen” haalt deze Nederlanders uit de anonimiteit door middel van een tentoonstelling en enkele korte biografieën. Een van de gevangen was dominee Johannes Kapteyn. Bij de presentatie van zijn biografie memoreert zoon Kees Kapteyn hoe zijn vader het evangelie boven de macht van de bezetter plaatste. “Met één woord had hij zij vrijheid kunnen terugkrijgen, zo werd hem voorgehouden. Hij weigerde.”
Door Kees Kapteyn
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog op 10 mei 1940 was vader predikant bij de Gereformeerde kerk in IJmuiden. Midden juli 1941 werd hij de zevende predikant bij de Gereformeerde Kerk in Groningen en kwamen wij te wonen naast de Oosterkerk aldaar. Wij, dat zijn: vader, moeder, zus Thelma (toen 5 jaar oud), ik (een jochie van 4) en Jo (een baby van nog geen jaar). Ik kan me van vader maar heel weinig herinneren en dan nog heel vaag; daarvoor was ik veel te jong; en voor Jo was dat helemaal uitgesloten.
Wat wij weten over vader, hebben wij voor het overgrote deel van moeder. We zijn haar ontzettend dankbaar dat zij ons als kinderen altijd verteld heeft, wie vader was, hoe hij deed, wat hij zei, en wat zijn opvattingen waren. Want dat betekende dat hij voor ons leefde, ook al was hij al gestorven; en dat wij ons met hem, om zo te zeggen, konden identificeren. We waren, in de goede zin van het woord, trots op hem.
Over hoe hij vanaf zijn arrestatie tot zijn sterven geleden heeft, werd bij ons thuis niet veel gesproken. Voor moeder was dat te pijnlijk. Als kind heb ik dat ook eigenlijk verdrongen; ik wilde er niet aan denken. Onze kennis van vader is later nog veel meer verdiept door wat óver hem geschreven is en door wat hijzelf in boeken en artikelen had geschreven.
Kerkspion
Op een zondag in de herfst van 1941 stroomde de Oosterkerk in Groningen vol met gemeenteleden; één van hen was een zogenaamde ‘kerkspion’, een NSB’er die spioneerde voor de Duitsers. In opdracht van de SD moest hij uitzoeken, of gereformeerde predikanten zoals vader, de gemeenteleden niet opzetten tegen de Duitsers. (Die SD of Sicherheits Dienst was ‘de Inlichtingendienst van de Duitse bezetters om politieke tegenstanders in de gaten te houden, om de veiligheid van de nazipartijleiders te garanderen en om opstanden te voorkomen’.) Niet alleen vader werd verdacht maar ook twee van zijn collega’s in Groningen.
Al gauw merkte die spion dat vader in die kerkdienst (en ook in andere erediensten) o.a. bad voor de terugkeer van koningin Wilhelmina die bij de inval van de Duitsers in Nederland naar Engeland was uitgeweken. Dat werd meteen overgebriefd aan de SD. Die zetelde in het Scholtenhuis aan de Grote Markt, in het centrum van de stad.
Kort daarna, op 29 november, moest vader zich melden op het ‘Huis van de Schrik’, zoals het Scholtenhuis door de mensen werd genoemd. Tijdens het verhoor werd hij ervan beschuldigd dat hij zijn gemeente tegen de Duitsers opstookte. Doordat hij tijdens kerkdiensten bad voor de terugkeer van het Koninklijk Huis. Dat was verboden. Met een scherpe waarschuwing werd hij vrijgelaten. Hij zou in de gaten gehouden worden.
En dat gebeurde. In januari en februari 1942 kwam dezelfde NSB’er weer in de kerk. Vlak vóór één van die diensten kwam een diaken naar de kerkenraadskamer. Hij waarschuwde vader: ‘Er zit weer een NSB’er in de kerk’. ‘Dat hoeft u me niet te vertellen, beste broeder’, was het antwoord, ’want daar wordt het evangelie niet anders door.’
Duivelse verzoeking
Op donderdag 26 februari stonden drie SD’ers op de stoep van de pastorie. Vader werd gearresteerd en moest meekomen naar het Scholtenhuis. Hij kreeg een half uur tijd om afscheid te nemen van zijn gezin. Terwijl vader onze moeder en ons bemoedigde met troostwoorden en met een gebed, doorzochten de SD’ers zijn studeerkamer naar belastend materiaal. Vervolgens werd hij meegenomen naar het Hoofdkwartier van de SD. Diezelfde dag en ook de volgende dagen werd hij urenlang verhoord. Om hem uit te putten en hem klein te krijgen. Opnieuw werd hem gezegd dat hij wel voor het welzijn van het koninklijk huis mocht bidden, maar alleen niet voor de terugkeer van de koningin naar Nederland. Als vader zou beloven dat niet weer te doen, mocht hij ongemoeid naar huis, naar zijn vrouw en kinderen van wie hij zielsveel hield. Een duivelse verzoeking!
Maar vader weigerde. Hij zou volgens één van de Duitse ondervragers letterlijk gezegd hebben: ‘Die Stimme Gottes sagt mir: “Du hast mit deiner Gemeinde laut für die Rückkehr der Köningin zu beten, also tue ich es auch”’ [“De stem van God zegt tegen mij: ‘Jij moet samen met jouw gemeente hardop om de terugkeer van de koningin bidden’. Dus doe ik dat ook.”].
Onnodige provocatie?
Nu kun je je afvragen: Was dat publieke gebed om de terugkeer van de koningin eigenlijk geen onnodige provocatie van de Duitsers. En een roekeloos spelen met je leven? Zij hadden het in Nederland toch te zeggen? Als je daar oppervlakkig naar kijkt, kan dat inderdaad zo lijken.
Alleen dan vergeten we dat de Duitsers op 10 mei 1940, tegen alle internationale verdragen en het internationale recht in, met een geweldige overmacht Nederland overvielen om het land in bezit te nemen en ons als volk aan zich te onderwerpen. Ten koste van duizenden slachtoffers en gruwelijke verwoestingen. Een afschuwelijke misdaad. Zeker …., toen Nederland op 15 mei capituleerde, grepen zij de macht; niet de wettige macht, maar ze vormden een vreemde, bezettende macht. Koningin Wilhelmina bleef onze wettige vorstin die we naar het vijfde gebod als zodanig moesten ‘eren’. En die vreemde bezettende macht moest je wel gehoorzamen in gewone dingen, zoals belasting betalen en zo. Maar zo gauw als dat kon, behoorden die Duitsers bestreden en verdreven te worden en gestraft voor hun oorlogsmisdaden. Waar andere landgenoten zich met de daad verzetten, daar zag vader het als zijn plicht om geestelijk verzet te bieden en de gemeente wakker te roepen!
En toen die ‘vreemde’, godloze, Nationaal Socialistische macht wilde bepalen waarvoor je wel of niet mocht bidden, betekende dat een ernstige schending van je vrijheid om God te dienen zoals Hij dat verlangt, en van je gewetensvrijheid.
Daniël
Het lijkt wel wat op een bekend verhaal in de Bijbel over de Joodse Daniël. In het Perzische Rijk, dat omstreeks 530 jaar vóór Christus de wereldmacht van het Babylonische koninkrijk overnam, werd Daniël een buitengewoon begaafd bestuurder. De nieuwe koning Darius wilde Daniël daarom de leiding geven over heel het Perzische rijk. Alle andere rijksbestuurders waren stikjaloers. Ze bedachten een heel sluw plan. Ze gingen naar de koning en zeiden: “Koning, wij vinden dat er een nieuwe wet moet komen. Déze wet, dat de mensen 30 dagen lang alleen maar aan de kóning iets mogen vragen. Al die tijd is het verboden om iets te vragen aan een ander mens of aan een god. En wie dat toch doet, wordt in een kuil met leeuwen gegooid. Vaardig die wet maar gauw uit. Dan kan hij niet meer veranderd worden. Waarschijnlijk voelde de koning zich heel gevleid, want hij deed meteen wat ze vroegen.
Toen Daniël van die nieuwe wet hoorde, protesteerde hij niet bij de koning. Want hij wist dat dat zinloos was. Nee, hij ging direct naar huis. Elke dag bad hij driemaal hardop voor het open raam tot zijn God in de richting van Jeruzalem. En dat deed hij nu weer. Ook al wist hij dat dat verboden was.
Maar zijn vijanden gaven dat door aan de koning en eisten dat Daniël nu in de kuil met leeuwen zou gegooid worden. Dan waren zij van hem af. De koning zocht wanhopig naar een uitweg. Maar er zat niets anders op. Daniël belandde in de leeuwenkuil. De volgende dag bleek dat de God van Daniël hem beschermd had; de leeuwen hadden hem niets gedaan. Toen werden de rollen omgekeerd. Op bevel van de koning werden de vijanden van Daniël in de kuil gegooid; en die hadden de bodem van de kuil nog niet bereikt of de leeuwen stortten zich op hen en vraten hen op.
Wist Daniël van tevoren dat God hem in de leeuwenkuil zou beschermen? Nee, dat was hem niet beloofd. Maar hij wilde geen dag zonder zijn God leven. Dat was het geheim van zijn leven.
'Versta, gemeente, dit is uw zaak'
Natuurlijk waren de Duitsers helemaal niet bang dat onze koningin zou terugkomen. Maar het verbod daarom te bidden stond in het grote kader van de nationaal-socialistische aanslag om heel de Nederlandse samenleving, politiek, maatschappelijk, kerkelijk en in het onderwijs in hun greep te krijgen. Daartegen waarschuwde vader onverschrokken.
Begin 1942 vaardigden de Duitse bezetters een verordening uit waarbij het benoemingsrecht van onderwijzend personeel aan de schoolbesturen werd onttrokken. Een regelrechte aanslag op alle Christelijk onderwijs! Naar aanleiding daarvan ging vader op zondag 8 februari voor in een bidstond.
In de inleiding van zijn preek zegt hij ronduit waarom het gaat: “Speciaal het instituut van het Chr. Onderwijs, de School met de Bijbel, dreigt van zijn fundament te worden losgerukt. … het benoemingsrecht is aan onze schoolbesturen onttrokken. Versta, gemeente, dit is uw zaak …”
Ruim een week later sprak hij en waarschuwde hij op een vergadering van het ‘Geref. Schoolverband’ in Het Tehuis. Ook daar waren weer NSB’ers als spionnen aanwezig … Dat leidde kort daarna tot zijn arrestatie en de zware beproevingen die volgden.
Eén woord
Wat ons bij het schrijven van zijn biografie het meest getroffen heeft, is de trouw waarmee vader in geloof vasthield aan zijn HEER. Hij hoefde maar één woord te zeggen en hij zou zijn vrijheid terugkrijgen, zo werd hem voorgehouden. Hij weigerde. Als hij ja gezegd had, was hij een slaaf van het Nationaal Socialisme geworden. Nu bleef hij vrij en gaf hij zijn leven voor onze vrijheid.
[box type="shadow"]
'Geen nummers maar Namen’ is een wereldwijd project, begonnen in Duitsland onder scholieren. Zij gingen op zoek naar de namen achter de nummers en naar de mensen achter de namen. In een recent Nederlands boek met de gelijknamige titel: ‘Geen nummers maar namen’, onder redactie van Jos Sinnema, worden 19 levensverhalen verteld. Daaronder dat van dominee Kapteyn, maar ook dat van de beroemdste Dachau-gevangene pater Titus Brandsma. In het Verzetsmuseum in Amsterdam is tevens, tot 25 oktober 2015, de tentoonstelling ‘Geen nummers maar namen’ te bezichtigen. Hier is ook het boek te koop. Info: www.verzetsmuseum.org. Op de website van het museum is een digitaal monument opgericht met alle namen, voor zover bekend, van de Nederlandse gevangenen.
[/box]