In de tuinen van het kasteel Wijlre kun je ronddwalen en je laten verrassen door zorgvuldig gedoseerde moderne sculpturen. Die kunstwerken doen je even je oriëntatie verliezen. Of nee, zegt Eric Corsius: ze geven ons een oriëntatie terug, die we ooit zijn kwijtgeraakt.
Door Eric Corsius
Het gazon van de kasteeltuin is strak gemaaid. Zorgvuldig zijn her en der kunstwerken geplaatst. De plattegrond vermeldt een merkwaardige titel: 'Portret van Huis en Tuin met Winterterras en Snoeihout'. Vanaf het pad kan ik het kunstwerk niet herkennen. De titel geeft daarvoor dan ook weinig houvast. Waar moet ik op letten, om het werk te vinden?
Dan zie ik, aan de voet van een acaciaboom op de oever van de slotgracht, een slordig neergelegde takkenbos liggen, die het gazon ontsiert. Op kousenvoeten – mag het wel? – loop ik over het gras in de richting van het werk. Ik voel aan de twijgen. Ze zitten vast aan de grond en blijken van metaal te zijn. Deze takkenbos is dus het kunstwerk. Hij markeert een punt, van waaruit er een fraai uitzicht over het kasteeltje en de tuin mogelijk is. De intrigerende titel en het raadselachtige karakter van het object hebben me verlokt het pad te verlaten en hebben me even een mooi uitkijkje gegund.
Geheimzinnig
Het kasteel waar ik deze ontdekking doe is al even geheimzinnig als het kunstwerk. Het ligt, verscholen tussen bomen en hagen, langs de weg tussen Wijlre en Gulpen. Dankbaar gebruik makend van de coulissenwerking van het gulle groene landschap en de Limburgse heuvels, heeft het lang een teruggetrokken bestaan geleid. Ik ben opgegroeid in Limburg en werk al jaren in Klooster Wittem, op loopafstand van Wijlre. Toch moest ik onlangs uitdrukkelijk op het kasteeltje en op het eraan verbonden museum geattendeerd worden.
Vanuit een private collectie heeft zich hier in de laatste jaren een serieuze tentoonstellingsplek voor hedendaagse kunst ontwikkeld. De programmeurs kunnen beschikken over de kasteeltuin, het koetshuis en een gedurfd ontworpen kunstpaviljoen. Het architectonische hart ervan is het zeventiende-eeuwse kasteeltje. Een ‘Geheimtipp’, zoals de Duitsers zeggen.
De eigenaars hebben van de kasteeltuin geen ‘beeldentuin’ willen maken: de tuin is de gastheer voor zorgvuldig gedoseerde, moderne sculpturen, die zich bescheiden voegen in de structuur van deze tuin. Ook het ‘hedge house’ genoemde paviljoen van Wiel Arets past zich soepel aan en in. Net als het landschap eromheen, wordt de tuin gekenmerkt door de coulissenwerking van hagen en boompartijen. Wie erin rondwandelt, verliest elk besef van tijd en ruimte. Zo kun je er ongemerkt een paar uur in doorbrengen, ronddwalen in de letterlijke zin van het woord. De tuin is een vriendelijk labyrint.
Raadselachtige Afwezigheid
Het hierboven beschreven werk van Ineke Fortuyn past daar uitstekend in. Het brengt je even op een aangename manier in de war. En het ‘geeft te denken’. Het werk benadrukt een raadselachtige Afwezigheid. Wie heeft de bos daar neergelegd? Of heeft zij of hij hem niet neergelegd, maar laten liggen na het opruimen van het snoeihout, met de bedoeling hem later op te halen? Of is de takkenbos gewoonweg vergeten? Was de tuinier de tijd vergeten, toen zij of hij uitrustte onder de acaciaboom? Misschien waren er wel meer personen. Misschien waren het twee geliefden en zijn die in elkaars ogen verdronken, waardoor het opruimen van die takkenbos minder belangrijk en urgent werd. De slordig rondslingerende bos snoeihout vertelt, kortom, een verhaal met meerdere uitlopers en aflopen.
Ach. Uiteindelijk is de takkenbos natuurlijk gewoon neergelegd door Ineke Fortuyn. En ze doet, wat kunstenaars wel vaker doen: je voor een korte tijd even je oriëntatie laten verliezen. Ze zetten je ‘op het verkeerde been’. Misschien echter moeten we het anders zeggen. Kunstenaars geven ons een oriëntatie en een richtingsgevoel terug, die we ooit zijn kwijtgeraakt. Wij mensen zijn juist op de één of andere manier met het verkeerde been uit de wieg gestapt. En kunst kan ons weer op het goede been zetten: op het been van de verwondering. Uit de kortstondige wankeling, die de kunst lijkt te veroorzaken, komen we evenwichtiger tevoorschijn dan ooit.