Sommige mensen hebben charisma. Je kunt niet om hen heen. Je moet hen wel bewonderen. Maar er zijn ook mensen waar het bewonderen an sich minder op de voorgrond staat. Ze verrichten duurzaam wondertjes van schoonheid, waarheid en goedheid. Zij zijn gekust door de muze, begiftigd met genade en precies dat bewondert Eric Corsius in de musici Reinbert de Leeuw en de onlangs overleden Frans Brüggen.
Door Eric Corsius
Je kunt natuurlijk je bewonderingsbehoefte botvieren op mensen, die met grote gebaren en woorden je aandacht opeisen. Mensen die hele volksstammen tot zwijgen brengen en de wereld aan hun voeten hebben liggen - door hun dwingende oogopslag, dankzij hun raak gemikte woordkeus of door gedoseerd hun tanden te laten zien. Deze krachtpatsers, grootsprekers en dikdoeners: ze bezitten de gunst die charisma heet en de kunst om daarmee goed te boeren. Ze hebben charme – in de oorspronkelijke betekenis van toverkracht. Je kunt niet anders dan hen bewonderen - want hun talent bestaat vaak precies en uitsluitend in de kunst om die bewondering op te wekken en af te dwingen.
Geduldige makers
Er zijn echter zijn ook andere mensen. Die oogsten minder adoratie, maar dwingen een rationeel respect af, dat gestaag maar onstuitbaar toeneemt naarmate wij getuige zijn van de wasdom van hun vruchten. Zij zijn geduldige makers van broze en breekbare dingen. Hun hartstocht zit niet in het royale en joviale gebaar, doch in accuraat precisiewerk. Ze zijn er niet op gespitst om te oogsten, maar om te doen groeien. Ze zijn ook helemaal niet uit op het opwekken van bewondering, doch op het verrichten van duurzame wondertjes van schoonheid, waarheid en goedheid.
Twee van dergelijke wonderdoeners kwamen afgelopen zomer in het nieuws: Reinbert de Leeuw (1938), die als ‘zomergast’ de harten van veel televisiekijkers won, en Frans Brüggen (1934), die op 13 augustus overleed. De Leeuw en Brüggen hadden veel gemeenschappelijk, behalve het muzikale vak en hun rookverslaving, namelijk hun opstandigheid tegen het muzikale establishment in de jaren zestig en zeventig, hun inzet voor vernieuwing en grensverlegging en hun streven naar niveau en perfectie. Reinbert de Leeuw deed en doet dit op het vlak van de hedendaagse muziek, waarbij hij overigens steeds minder dogmatisch en rechtlijnig is als het gaat om de vraag welke muziek nu ‘nieuw’ is en welke niet. Frans Brüggen deed dit op het vlak van de oude muziek, waarbij ook hij zijn terrein geleidelijk uitbreidde.
De toegenomen ruimhartigheid op repertoiregebied heeft één ding nooit weggenomen bij Brüggen en De Leeuw: hun compromisloosheid wat betreft kwaliteit en scherpte, nauwgezetheid en ambachtelijkheid. Concertbezoekers – waartoe ik mezelf af en toe mocht rekenen – en uitvoerenden zijn vaak getuige geweest van hun introverte en minutieuze toewijding aan de muziek – en het daarbij soms zelfs doelbewust vergeten van de aanwezigheid van publiek. Zelfs staande voor een relatief groot ensemble, ging Brüggen te werk als een miniaturist of een horlogemaker. De Leeuw is hierin niet achtergebleven. Toen hij bijvoorbeeld in 2011 het meest uitbundige symfonisch-vocale werk uit de westerse muziekgeschiedenis vertolkte, namelijk Schönbergs Gurrelieder: zelfs en juist toen liet hij zien hoe uitgelatenheid zijn weg juist vindt in het afwerken van details en in de zorgvuldige onderlinge afstemming van fijne lijnen. De dirigent verloor en vergat zichzelf in de intieme haarvaten van de muziek. De extase van de compositie uitte zich als naar binnen gekeerde uitzinnigheid.
Genade
Dat wat wij charisma noemen en de daarmee gepaard gaande grote, hypnotische gebaren: dat is vaak een kunstje. In het licht van de eeuwigheid is het zelfs een doorzichtige straatartiestentruc. De bewondering voor charismatici is bovendien meestal circulair. Wij bewonderen in hen, zoals gezegd, vooral de kunst om bewondering te wekken als zodanig – los van elke inhoud - zoals wij een verkoper bewonderen vanwege zijn vaardigheid om ons om de tuin te leiden of een zakkenroller vanwege de handigheid waarmee hij ons te slim af is. Het gaat bij charismatici veelal niet om de duurzaamheid van de inhoud, maar om de vingervlugheid van de vorm en de snedigheid van de tong.
Wat Frans Brüggen had en Reinbert de Leeuw heeft is echter geen charisma in deze zin. Het is gewoon genade. Het is de geruisloze en nauwelijks merkbare kus van de muzen. En die staat garant voor het maken van broze en ragfijne, maar juist daardoor onbeperkt houdbare dingen.