De Italiaanse filosoof en theoloog Thomas van Aquino is kerkleraar en patroonheilige van theologen en academici. Hij was edelman en dominicaan, maar bovenal een groot denker. Thomas wilde begrijpen: inzicht krijgen in het geloof en wel op een manier die bij dat geloof past. “Thomas wilde God steeds beter leren niet-kennen”, schrijft Jozef Wissink. Een profiel van de meest invloedrijke theoloog uit de Middeleeuwen bij gelegenheid van het 800-jarig bestaan van de orde der dominicanen.
Door Jozef Wissink
Thomas van Aquino (1225-1274) is een dominicaanse christengelovige. Toen hij de dominicanen in Napels ontmoet had, moest en zou hij toetreden tot die orde. Zijn adellijke familie wilde dat niet: een edelman mocht geen bedelman worden. Zoals veel ouders nu bedroefd zijn, wanneer hun kind zich bij een of andere sekte aansluit. Men sloot hem op in een gevangenistoren, maar het mocht niet baten: de jonge man was niet te stuiten.
Dominicaan
Wat trok hem aan in de orde? Was het de armoede? Het zou kunnen: hij heeft er later goede en mooie dingen over gezegd, al doet hij dat in de nuchtere stijl die zo kenmerkend is voor heel zijn denken. Was het dat deze orde de prediking als hoofdtaak had? Het zou kunnen. Thomas heeft zelf ook gepreekt, maar dan vooral als universiteitsprofessor. Of was het de grote toeleg op studie? Dat laatste zal zeker van groot belang zijn geweest, want heel zijn dominicaner leven is aan de theologiestudie gewijd en de omvang van zijn geschriften doet vermoeden dat hij dat met hart en ziel gedaan heeft. Het beslissende is misschien de combinatie van het leven als religieus met het actief zijn in de wereld. Men verwaarloost het contemplatieve niet, maar dat mag vruchtbaar worden in prediking en onderwijs.
Intellectueel
Thomas is een echte intellectueel: hij wil begrijpen. Dat wil niet zeggen dat hij een rationalist is in de moderne zin van het woord. Tegenwoordig is een rationalist iemand die alles op verklarende wijze wil begrijpen door causale verbanden te zien en die niets kan accepteren, tenzij het in het geheel van causale verbanden past. Voor Thomas is de menselijke rede eerder het vermogen om gegevens te ontvangen en er onderlinge samenhang tussen te ontdekken. Zijn ratio is wel nuchter, maar niet arrogant. Ze wil nooit het laatste oordeel vellen over de werkelijkheid, omdat ze (gelovig en nadenkend) beseft dat het laatste oordeel nooit aan de mens toekomt.
De moderne ratio zoekt zekerheid: kan ik ervan op aan dat iets echt er is. Thomas zoekt niet primair die zekerheid: die heeft hij al gekregen. Bij de vraag, of God is, zouden wij denken dat hij godsbewijzen zoekt om mensen zekerheid over het bestaan van God te verschaffen. Zelf geeft hij als belangrijkste argument voor de stelling dat God bestaat, dat God dat zelf in het boek Exodus gezegd heeft: Ik ben die ben (Summa Theologiae. I. q. 2, a.3, sed contra). Wat hij wel primair zoekt, is inzicht in de betekenis van de dingen die we geloven, de samenhang van die dingen met elkaar en met wat we van elders weten. Volgens de joodse traditie bevat de Thora 613 geboden en verboden. Zo zou je ook kunnen proberen de dingen op te tellen die we binnen het katholieke geloof aanvaarden. Maar Thomas zou dan zoeken, hoe dat als het ware zo samenhangt dat het bevat is in de ene act van het zich toevertrouwen aan de Drie-ene God. De samenhang toont de betekenis van de geloofspunten en is ook een argument voor de waarheid ervan.
Heeft Thomas zo denkend een systeem gebouwd? Hij is zeker een systematisch denker, maar een systeem is het niet geworden, al heeft men dat tussen 1860 en 1960 wel vaak gedacht. Als het theologisch denken een systeem oplevert, is dat een teken dat er iets mis gegaan is. God is te groot dan dat Hij in een systeem zou passen. Een systeem heeft de pretentie dat de denker van het systeem het laatste woord heeft en dat dacht Thomas zeker niet. Die plaats was in zijn denken reeds door een Ander bezet.
Iets van de passie van dit denkend zoeken en zoekend denken wordt zichtbaar in het verhaal over de ontvangst van de Dominicanen van Parijs aan het hof van Lodewijk, de latere heilige. Thomas is bij het eten naast de koning geplaatst, maar blijkt in het geheel niet aanspreekbaar. Plotseling slaat hij met de vuist op tafel en roept: “dat is het argument tegen de Manicheeërs. Reginald, schrijf op.” (Reginald was zijn secretaris.) De prior biedt de koning zijn excuses aan en Thomas ook: hij had niet gemerkt dat hij aan een koninklijke tafel zat en dacht dat hij op zijn studeerkamer aan het denken en dicteren was. Een verstrooide professor is een geconcentreerde professor, een denker. De koning was zo hoffelijk aan zijn eigen secretaris opdracht te geven het argument dat Thomas gevonden had op te tekenen.
Het geheim van God
Thomas is een vertegenwoordiger van de theologische stroming die er grote nadruk op legt dat God een geheim is dat ons ver te boven gaat en dat wij nooit in de greep krijgen. We noemen dit type van denken over God ‘negatieve theologie’. Over God weten we met name, wat Hij niet is. Dat komt omdat God de Schepper is van alles. Dat houdt in dat God niet zelf deel uitmaakt van de schepselwereld en dus anders van die wereld verschilt dan de schepselen van elkaar verschillen. Onze begrippen en woorden functioneren binnen ‘alles’ en zijn ontworpen om zicht te krijgen op de schepselen en hun onderlinge samenhang. Ze zijn dus niet zomaar geschikt om over God te denken en te spreken. Er is Thomas veel aan gelegen om in het denken dit geheim-karakter van God te eerbiedigen.
Er zijn enkele misvattingen mogelijk over deze ontkennende theologie, die ik hier moet aanduiden. Een eerste misvatting is dat men deze vorm van over God denken en spreken aan Thomas als filosoof toeschrijft. Men kan dan namelijk zeggen dat hij als theoloog vanuit de openbaring wel vrij precies weet, hoe God in elkaar steekt. Wie zijn geschriften nauwkeurig leest zal ontdekken, dat deze zin voor het geheimenis heel zijn theologisch denken doortrekt. Zo is ook zijn denken over Jezus Christus negatieve christologie: de eenheid van God en mens is een andere eenheid dan alle soorten van eenheid die we verder kennen. Zo eindigt ook zijn denken over de eucharistie met de vaststelling dat de verandering van brood en wijn een ander soort verandering is dan alle soorten van verandering die we verder kennen. Maar een positieve greep op die verandering komt er dus niet. De tweede misvatting is dat Thomas op deze manier een godsbeeld presenteert dat God op grote afstand plaatst en dat zo dood lijkt als een steen. Ook dit is een misverstand. Op de eerste plaats omdat Thomas nadenkt over de God, die is mensgeworden in Jezus Christus. Als we bij Thomas kunnen spreken van een godsbeeld, dan zou dat beeld Jezus Christus zijn. Op de tweede plaats blijkt juist de God die ‘anders anders’ is nabijer te kunnen zijn dan welke God dan ook. Juist de God die Schepper is, kan aanwezig zijn aan de schepselen, zonder ze opzij te duwen, zonder op enige wijze concurrent te zijn met hun werking of hun belang.
Dat we van God niet weten wat en hoe Hij is, betekent dus niet dat we Hem op geen enkele wijze kennen. Integendeel, we kunnen vertrouwd zijn met de God die zich aan ons geeft in onze geschiedenis. Maar juist die blijft God: onuitputtelijk, niet te vatten, elke morgen nieuw. Hoe zouden we trouwens een eeuwigheid toe kunnen met een God, die niet op deze wijze geheim zou zijn?
Dat betekent wel dat we nooit bezitters worden van God. Als we bidden tot ‘onze’ Vader, betekent dat eerder dat wij van Hem zijn dan dat Hij van ons is. Het betekent ook dat we alle beelden van God, die we ons telkens weer maken, ook steeds opnieuw moeten terug-nemen, stuk slaan. Thomas heeft duizenden pagina’s over God geschreven. Mijn leraar, professor Ferdinand de Grijs, heeft het doel ervan eens zo geformuleerd: Thomas wil God steeds beter niet-kennen. Hij laat God steeds God zijn.
Aandacht voor taal
Bij lezing van Thomas valt het op, hoe vaak hij bij het bespreken van dingen de aandacht vestigt op de taal, waarin wij over dingen spreken. We moeten ons niet door de taal in de luren laten leggen: onze taal is gemiddeld heel geschikt om over de schepselen te spreken, maar ook daar spreken we in wendingen die tot misverstanden kunnen voeren of die, als ze onbezonnen worden overgenomen, tot fouten in het redeneren kunnen leiden. Om een voorbeeld aan te halen dat Thomas zelf geeft: we noemen mensen gezond, maar ook medicijnen en urine. Zo betekent het woord ‘goed’ iets anders, wanneer we spreken over ‘een goed mens’ dan wanneer het gaat over ‘een goede inbreker’. In deze gevallen gebruiken we een woord analoog: er zijn verschillende betekenissen, maar die hebben wel verband met elkaar. Wanneer we een vaak analoog gebruikt woord dan ook nog eens voor God gebruiken krijgen we een gekwadrateerde analogie. Het slaat wel echt op God, maar onderweg verliezen we de greep op de betekenis. Als ik zeg dat God goed is, spreek ik terecht een basisvertrouwen uit, maar verder kan ik er geen greep op krijgen.
Vorige generaties hadden hier iets minder aandacht voor dan wij tegenwoordig. Dat komt ook, omdat met name de Angelsaksische filosofie, die filosofie opvat als language analysis, ons voor deze trek in het denken van Thomas opmerkzaam heeft gemaakt. In de zestiende eeuw dachten grote commentatoren als Cajetanus dat Thomas een complete theorie van de analogie had en ging men in zijn werk allerlei typen van analogie onderscheiden. Nu denken we dat Thomas nauwelijks zo’n theorie ontwikkeld heeft, maar wel een fijnzinnige praktijk van analyseren had.
Schriftcommentator
Het vak dat Thomas doceerde heette sacra pagina. Hij is dus Schriftgeleerde. Daarom hoorde het ook tot zijn taak om Schriftuitleg te geven. Hij heeft onder andere grote en indrukwekkende commentaren geschreven op het Johannesevangelie, op de Romeinenbrief en andere brieven van Paulus. Wie gewend is aan de exegetische commentaren van nu zal vreemd opkijken, wanneer hij zo’n commentaar in handen krijgt. De exegese van tegenwoordig is overwegend historisch-kritisch en gebruikt ook vele methoden uit de literatuurwetenschap. Thomas leest de Schrift als Gods Woord en vraagt zich af: wat heeft God ons in deze teksten willen leren. Natuurlijk leest hij de teksten zorgvuldig, maar de tekstlezing wordt voortdurend onderbroken voor een systematische doordenking van wat de tekst aan inhoudelijke vragen oproept.
In zekere zin zijn de systematische werken omgekeerd: daar worden allerlei vragen aan de orde gesteld en functioneren in de argumenten voor een stelling of tegen een stelling allerlei Schriftcitaten, die soms ook uitvoerige uitleg krijgen. Ik denk dat Thomas ook in deze werken uitlegger van de Schriften wil zijn, maar dat hier het genre in die zin verschilt dat nu niet de teksten van de Schrift het uitgangspunt zijn, maar de orde van de vragen die de teksten hebben opgeroepen.
Dialoog
Het denken van Thomas is uitgesproken dialogisch van karakter. Dat zie je al, wanneer je een van zijn grote werken openslaat. Je stoot meteen op de structuur van elke kwestie die wordt behandeld. Er wordt een vraag gesteld (bijvoorbeeld: of God is, of Christus arm was, of zelfdoding geoorloofd is?). Eerst komen er argumenten, die voor het ene mogelijke antwoord pleiten. Daarna volgt een ‘daarentegen’ (of meerdere ‘daarentegens’), waarin het andere mogelijke antwoord wordt voorgestaan. Dan gaat Thomas zelf aan het werk met het beantwoorden van de vraag en zijn argumenten voor dit antwoord. Maar nog is hij niet klaar: hij hoort in te gaan op de argumenten die werden ingebracht ten gunste van de positie die hij niet heeft gekozen.
Wat ik daarbij bewonder in Thomas is, dat hij gemiddeld de argumenten tegen zijn positie serieus neemt. Ze worden vrijwel nooit als onzin bestempeld. Er wordt ook altijd een kern van waarheid in gezien, zodat getoond moet worden, waarom toch dit argument voor deze stelling geen goed argument is. Thomas maakt hier zijn eigen stelling waar, dat het kwade de parasiet is op het goede: het kwade op zich bestaat niet. Zelfs de duivels zijn goede schepselen, die zich verdoemd hebben door zich van God af te wenden. Zo is ook de onwaarheid de parasiet op het ware: mensen zoeken waarheid en daarbij kunnen ze zich vergissen. Wanneer een vijand zo behandeld wordt, wordt hij streng onder handen genomen, maar ook serieus genomen.
Zakelijkheid
Thomas laat in zijn teksten zelden zijn emoties zien. Een enkele keer schiet hij uit zijn slof en noemt hij een argument stultum (dom), een enkele keer merk je aan de formulering dat hij geraakt is door de zaak, waarover hij spreekt. Maar gemiddeld gaat het betoog streng en zakelijk zijn gang. Om die reden vinden mensen Thomas vaak saai. Tegelijk heeft die vorm ook een groot voordeel. Ik ontdekte dat, toen een Benedictijn me een keer over Thomas zei: “Hij loopt me niet voor de voeten, wanneer hij het over iets heeft.” De man bedoelde, dat hij zijn eigen gevoelens kon krijgen, wanneer hij met Thomas nadacht over iets. Zo heb je in musea gidsen, die je vertellen over de techniek van de schilder en de mogelijke betekenissen van het afgebeelde door je details aan te wijzen waar je oog tevoren nog niet op gevallen was. En gaandeweg leer je het schilderij kennen. Anderen vertellen met groot enthousiasme over, hoe ze door onderdelen van het schilderij geraakt zijn. Wanneer die geraaktheid geleidend is naar het schilderij, heeft deze vorm van gids-zijn zijn eigen waarde; wanneer dat niet het geval is, staat de gids het zien van het schilderij in de weg. Doordat Thomas de eerste vorm van gids-zijn vertegenwoordigt, loopt hij dit gevaar helemaal niet.
Het zal duidelijk zijn dat ik het woord ‘zakelijkheid’ hier in uiterst positieve zin gebruik: het gaat om een openheid voor het onderwerp van het denken, die zich helemaal wenst te plooien naar wat de zaak vraagt en juist zo die zaak in de eigen waarheid, goedheid en ook schoonheid laat zien. De docent treedt daar achter terug. Wanneer de lezer deze schroom om aandacht voor zichzelf te vragen, juist omdat de zaak waarover het gaat dat verdient, ziet als wat het is: de deugd der zakelijkheid, gaat hij of zij deze trek van het werk waarderen. Thomas is een mooie theoloog.
Jozef Wissink is emeritus-hoogleraar praktische theologie van de Universiteit van Tilburg. Hij promoveerde in 1983 op een studie over Karl Barth en de natuurlijke theologie en publiceerde over de actuele betekenis van de theologie van Thomas van Aquino. Binnen de praktische theologie hield hij zich vooral bezig met de praktische ecclesiologie, diaconie en spiritualiteit.
Bron: Tijdschrift voor Geestelijk Leven, nr. 2016/1, themanummer ‘Het hart op de tong’ bij gelegenheid van het 800-jarige bestaan van de orde der dominicanen. Voor verdere informatie over TGL zie hier. Besteladres Nederland: [email protected]. Besteladres België: [email protected]. Kosten per los nummer: 7,95 plus verzendkosten.