Journalist en religiewetenschapper Pauline Weseman zoekt naar een nieuw christendom, buiten de gebaande paden. Ze interviewt medezoekers over hun kantelpunten die hun geloofsvisie cruciaal veranderde.
Het was een kort nachtje, vertelt een verrassend opgewekte Samuel Lee in zijn kantoor in Amsterdam. Tot drie uur vannacht zocht hij naar de naam van een schrijfster voor zijn boek over de rol van de vrouw in de Japanse christelijke geschiedenis. “Ik moest er meteen over schrijven. Anders was ik het kwijt.” Dit kenmerkt Lee. Altijd aan het werk. Behalve op zaterdag. Dan gaat de telefoon uit, de camera om zijn nek en zwerft hij door de straten. Laatst fotografeerde hij een papieren monument voor ongedocumenteerden achter een afzethek in Amsterdam. “Ondanks deze aandacht zitten ze achter tralies.” Anders kijken en daar betekenis in vinden, dat fascineert hem. Precies dat vat de weg naar zijn veranderde visie op het christendom samen.
Je groeide op als atheïst in het Midden-Oosten. In de gedichtenbundel Het schilderij die je schreef als jongere in 1990, beschrijf je mensen ‘als slachtoffer van een oude schilder, God, die ons gevangenhoudt in zijn schilderij’. Tegelijk zeg je op Nieuw Wij over geloven: ‘Er was altijd al iets’. Wat was dat?
“In ieder kind zit een kiem, een vanzelfsprekend besef dat God bestaat. Dat had ik ook. Ik was een mystieke jongen, gek op de sterren. Op mijn twaalfde volgde ik een cursus astronomie in mijn geboorteland. Het fascineerde me dat het licht van de sterren na miljarden jaren je oog bereikt. Ik wilde weten wat daarachter zat. Dat had ik ook met God en Jezus. Jezus boeide me altijd al, op mijn christelijke basisschool en in de gekruisigde Christussen die ik tegenkwam op de reizen door Europa met mijn ouders.”
Jaren later krijg je een bijbel van een Zuid-Koreaanse vrouw die later je vrouw wordt. Was je na die gift meteen om?
“Nee, die bijbel was het begin van irritatie. Ik kom uit een theocratische wereld waar de kleur van je sokken wordt bepaald door geestelijke leiders. Ik had een afkeer van religie en dan was juist mijn vriendin een fanatieke christen, pinkster-presbyteriaans. Toen ik haar moeder ontmoette was haar eerste vraag: ben je een herboren christen? Na vier uur discussie liep ik boos weg, smeet ik de deur dicht. ‘Houd je dochter en je religie.’ Buiten wachtte mijn vriendin op mij. Ik zei tegen haar: ‘Ik geloof niet in God en Jezus maar ik beloof je met de sterren als mijn getuigen dat ik met je wil trouwen.”
In ieder kind zit een kiem, een vanzelfsprekend besef dat God bestaat. Dat had ik ook. Ik was een mystieke jongen, gek op de sterren
samuel lee
Op je huwelijksreis in Spanje kom je toch tot bekering. Je schrijft dat je de stem van Jezus uit de muren hoorde. Wat overkwam je op die hotelkamer?
“We waren wat verdrietig omdat mijn vrouw op onze trouwdag was ontslagen. Onze toekomst was onzeker. Ik kon niet slapen, dacht daarover na. Te midden daarvan hoorde ik die stem. Ineens begreep ik wat mensen over Jezus zeiden. Alsof je verliefd wordt. Een nieuwe dag. Ik was bang voor honden maar ineens wilde ik een Duitse herdershond omhelzen en kussen. Ik was niet bang meer. Daarna begonnen we ons eigen bedrijf.”
Dan kom je in de wereld van pinksterchristenen terecht. Hoe was dat?
“Je bent een nieuwe gelovige dus je neemt alles aan. Mijn boeken moest ik weggooien. Die waren werelds. Je bent een nieuwe creatie in Christus en moet je bevrijden van je vroegere leven, zeiden ze. Ik gooide de helft van mijn boeken weg. De boeken van mijn Japanse studie en Oosterse dichters bewaarde ik stiekem. Onbewust dacht ik al: dit gaat te ver.”
In je boek Verlangen naar een nieuw christendom schrijf je over zes veelvoorkomende kenmerken van disbalans in pinkstergemeenten. Teveel gericht zijn op emoties en het ervaren van de Heilige Geest, op overdrijvingen in aantallen en wonderen, op prestaties, op wonderen, tekenen, krachten en profetische boodschappen, op financieel gewin, welvaart, je tienden geven en op het aanbidden, verafgoden van religieuze autoriteiten.
“Ja, dat was mijn leven. Ik was ook zo de eerste vijftien jaar. Ik heb ook mensen pijn gedaan, gezegd: jij bent bezeten. Ik kwam vaak in Azië en Afrika. Daar kunnen mensen je enorm op een voetstuk zetten. Een Nigeriaans echtpaar kwam eens op hun knieën mijn kantoor binnen. Dan ga je denken: ben ik belangrijk of zo? Pastors die je steunen, dragen schoenen van krokodillenleer, Rolex horloges, komen in ultra vijfsterrenhotels. Ik ben van nature bourgondisch, houd van genieten, mooie dingen, dat zal ik eerlijk zeggen. Dus ga je mee in de glamour. Je bent jong, wilt een megakerk, beroemd worden.”
Hoe was het op het ergst?
“Er waren meerdere momenten. Een Amerikaanse pastor ten tijde van de Golfoorlog in 2003 zei tegen mij: ‘De oplossing om terroristen te bestrijden is gewoon bijbels. Breng hun ouders, kinderen en kleinkinderen in een vallei en schiet ze dood zodat de derde generatie niet meer opkomt.’ Het raakte me als een mes in mijn hart. Dezelfde oplossing hadden pastors voor AIDS: schiet alle homo’s dood in een vallei. Ik heb een linkse, socialistische achtergrond, houd van gelijkwaardigheid, maar wat was dit? Ik schrok. Een ander moment was in Azië, waar ik door het audioboek The secret message of Jesus van Brian McLaren een ander licht kreeg op het bijbelverhaal van Nikodemus door de zin ‘Alzo lief heeft God de wereld gehad’. Om herboren te worden moet je dus loskomen uit je systeem en de wereld liefhebben, niet alleen je eigen toko, gemeente of ras. Ik preekte daar ’s avonds over, maar niemand vond het leuk. Dat mensen op de grond vielen na mijn aanraking, deed me niets meer.”
Wat begon er te wringen?
“Dat mensen en hun levens niet veranderden. Ik kwam elk jaar in Azië, maar dezelfde mensen hadden dezelfde problemen. Een dochter was nog steeds suïcidaal omdat haar ouders elke dag in de kerk en niet thuis waren. Een pinkstervoorgangster maakte haar man tijdens een etentje publiekelijk belachelijk. Later hoorde ik dat ze hem ook sloeg. Een andere keer ruzieden een vrouwelijke pinkster- en protestantse dominee over in wiens kerk ik moest preken. Schreeuwen. Ze trokken elkaars haren uit het hoofd. Ik viel vóór hen op mijn knieën, ging bidden, wilde naar huis. Ze smeekten me te blijven, ik bleef. Daarna leidde de pinkstervrouw de dienst met ‘Prijs de Heer’ alsof er niets gebeurd was. Ik dacht: in wat voor gekke wereld ben ik beland? Als geloof echt werkt, waarom verandert er dan niets?”
Wat deed dat met je?
“Eerst vroeg ik me af of er iets mis met me was. Ik twijfelde aan mezelf. Ben ik ongehoorzaam? Maar daarna las ik Generous Orthodoxy van McLaren - het was 2007, ik las het in een adem uit – en dacht op ieder moment: dit voel ik ook, zo denk ik ook. Door hem ontdekte ik andere vormen van christendom. We zijn allemaal anders, maar zijn onderdelen van Gods lichaam. Aan God of Jezus zelf heb ik nooit getwijfeld. Misschien door mijn ervaring in die hotelkamer. Mijn liefde voor Jezus kun je niet wegnemen. Ik had wel een verkeerd beeld van God, gebaseerd op angst en schuldgevoel, een transactiegeloof: als je een lieve jongen bent, helpt God je van je problemen af. Dat wij God naar óns beeld hebben gemaakt, is niet de schuld van God.”
Je noemt dit besef je tweede bekering, die was niet zonder gevolgen. Wat was het zwaarste moment?
“Het verdrietigst was toen de helft van mijn pinkstergemeente mij verliet en vertrok naar andere kerken. Ik ging meer preken over sociale gerechtigheid, liet ongedocumenteerde migranten in mijn kantoor slapen, sprak met de vakbonden over arbeidersrechten. Dat begrepen ze niet. Ben jij nog een echte pinksterman, vroegen ze. Achter mijn rug om zeiden ze: ‘Samuel is niet sterk, kan geen demonen uitdrijven’. Maar later vroegen die kerken me als voorzitter te onderhandelen met de gemeentelijke overheid voor behoud van hun kerken. Dan zou ik met ze om de tafel zitten.”
Ging je op dat aanbod in?
“Ja, omdat ik geloof in de goedheid van mensen en in de eenheid van Christus. Maar het heeft me wel een hoge bloeddruk en chronische migraine bezorgd. Op een dag dronk ik moe en verdrietig mijn koffie, vroeg om een teken en viel in slaap. Toen ik wakker werd, zag ik in de opgedroogde koffie een hart en een afbeelding van Jezus met doornenkroon. Ik krijg er weer kippenvel van. Mijn zoon kwam naar me toe, omhelsde me en zei: ‘Laat de mensen die je verlaten gaan. Zelfs als de hele wereld je verlaat, heb je ons.’ Ik kreeg tranen in mijn ogen en dacht: Ik zit op het goede spoor maar moet mijn weg nog vinden. Toen begon ik met mijn blogs. De eerste over post-pentecostalisme mailde ik naar McLaren. Het leidde tot een ontmoeting. We werden vrienden voor het leven.”
Deze tekst is een kort fragment van een uitgebreider interview. Het gehele interview is te lezen in de VOLZIN publicatie Contouren van een nieuw christendom.
Samuel Lee (1970, Midden-Oosten) kwam op zijn veertiende naar Nederland, studeerde niet-westerse sociologie met specialisatie Japanse cultuurgeschiedenis in Leiden, is getrouwd met Sarah, kreeg drie kinderen en woont in Amsterdam-Zuid. Lee is oprichter en directeur van de Foundation Academy of Amsterdam, die migranten en vluchtelingen een kans geeft om onderwijs op academisch niveau te volgen.
Sinds 2018 is hij directeur van Center for Theology of Migration aan de Faculteit Religie en Theologie aan de Vrije Universiteit, waar hij sinds 2017 Theology of Migration doceert. In 2019 werd hij verkozen tot Theoloog des Vaderlands en in 2020 werd hij geridderd in de Orde van Oranje Nassau voor zijn maatschappelijke inzet voor de migranten gemeenschap in Nederland. Hij schreef onder meer het boek Verlangen naar een nieuw christendom (2020). In mei verscheen het boek Unconscious bias: a journey of learning to see met bespiegelingen van Brian McLaren bij foto’s van Lee.