“Hoe kun je je na Auschwitz nog humanist noemen?“, vraagt filosoof Gerko Tempelman zich af. Zijn meest favoriete boek is ‘Het kwaad in het moderne denken’ van de Duits-Amerikaanse filosofe Susan Neiman.
Door Cees Veltman
“Ik kom uit een gereformeerde traditie waarin het denken over het kwaad belangrijk was. Daar kon je niet om heen. Als kind had ik begrepen dat alles in Gods hand was, ook het weer. Daarom begreep ik niet hoe hij het als almachtige kon toestaan dat het regende op Koninginnedag. In plaats daarvan had hij toch iedereen blij kunnen maken? Zo ben ik van huis uit gewend over het kwaad na te denken. Mede daarom ben ik filosofie gaan studeren. Neiman opent me de ogen voor wat er onder het kwaad ligt.
Als je jonge mensen vraagt het vak filosofie in één woord samen te vatten, zeggen ze: zingeving. Vragen stellen en doorgaan met vragen, ook al zijn de antwoorden er niet. Dat is inderdaad vaak de motivatie om filosofie te gaan studeren. Je krijgt fascinerende vakken – zoals geschiedenis van de filosofie - en een vak als logica. Het zijn vakken die overal over gaan, behalve over de levensvragen waar je meer over wilt weten. Het lijkt alsof de moderne, academische filosofie niet zoveel meer te maken heeft met levensvragen. Neiman zegt dat filosofen wel degelijk nadachten over die levensvragen, maar dat we daar het zicht op zijn verloren. En ook over vragen als: waarom denken we zoals we denken? Waar komen onze vanzelfsprekendheden vandaan?
Eén van de boeiendste vragen van de hedendaagse filosofie vind ik de vraag hoe het kan dat God verdween uit het westerse denken. Het antwoord is meestal: dat komt door de wetenschap. Hoe meer we gingen begrijpen van het leven en de wereld, hoe minder we gingen geloven. Dat is geen onzin. Vroeger dachten mensen bijvoorbeeld dat God achter het onweer zat. Tegenwoordig weten we dat het onweer een natuurkundige verklaring heeft. Dit is de klassieke secularisatiethese: wie meer (wetenschappelijke) kennis heeft, krijgt minder geloof. Susan Neiman zegt: daar geloof ik niks van. We zijn uit het oog verloren waarom we ons in filosofie wilden verdiepen. We zijn filosofie gaan begraven in theorie. De reden dat we God zijn kwijtgeraakt, de reden dat filosofen ideeën hebben ontwikkeld die daartoe hebben geleid, komt niet primair voort uit meer weten, maar veel meer uit onze worsteling met het leven zelf en specifiek met de vraag naar het kwaad.
Kapitale denkfout
Veel mensen zeggen dat het kwaad niet een kwestie is voor filosofen maar voor theologen. Neiman noemt dat een kapitale denkfout. Ook filosofen zijn nog lang niet uitgedacht over de vraag hoe het concentratiekamp Auschwitz mogelijk is geweest. Zij noemt twee hoofdconfrontraties met het kwaad in de geschiedenis van het westerse denken: Auschwitz en de aardbeving van Lissabon in de achttiende eeuw. Die twee gebeurtenissen waren van dien aard, dat mensen even niet meer wisten hoe ze moesten denken. Het bestaande denken werd er volstrekt door ondergraven. De gebeurtenis van Lissabon is goed overdacht door filosofen als Kant, Voltaire en Rousseau. Hetzelfde grondige, filosofische doordenken zou je hebben verwacht na Auschwitz, maar dat is te weinig gebeurd, volgens Neiman.
Hannah Arendt noemt zij daar een belangrijke uitzondering op. Arendt sprak over ‘de banaliteit van het kwaad’ rond Auschwitz. Neiman houdt vast aan dat woord omdat het de opvatting verandert dat het kwaad iets demonisch moet zijn en dat het altijd iets met opzet te maken heeft. Arendts punt is dat het kwaad uit heel gewone, banale acties kan voortkomen, acties die in andere situaties ongevaarlijk zijn en waarvan de consequenties niet tot het eind toe overdacht behoeven te worden. In simpele en huiveringwekkende gedachteloosheid zag Arendt de banaliteit van het kwaad. Het probleem is niet dat de nazi’s zeer wreed en onmenselijk waren, maar dat de meesten van hen onnadenkend waren. Het is erg belangrijk dat we dat beseffen om ons ertegen te kunnen beschermen.
Op basis van Lissabon, zou je verwachten dat alle filosofische denkkracht wordt verzameld om te bedenken hoe we als mensheid verder kunnen na Auschwitz. Hoe kunnen we verwerken dat het vermogen Auschwitz te maken in de mensheid zit? Hoe kunnen we onszelf nog begrijpen? Hoe kunnen we nog serieus optimistisch de toekomst inkijken als dit gebeurd is? En inderdaad zijn dat nog steeds vragen die bij mensen leven.
Als je mensen vraagt waarom ze niet meer in God geloven, zullen ze vaak zeggen dat het geloof in God na Auschwitz – of iets anders ellendigs - niet meer mogelijk is. Sommigen kiezen dan voor het humanisme, maar je kunt je afvragen hoe je je na Auschwitz nog humanist kunt noemen. Kunnen we blijven zeggen dat het wel goed komt met de wereld als we maar allemaal ons best doen? Er is toch geen enkele reden te denken dat dat kan als de mensheid tot dat soort verschrikkelijke dingen in staat is?
De vraag onder de vraag naar het kwaad is uiteindelijk of wij de wereld wel echt kunnen begrijpen. Heeft het zin de wereld filosofisch rationeel denkend tegemoet te treden? Levert dat iets op? Een eenvoudig voorbeeld: tegen mijn zoontje zeg ik: ‘eerlijk duurt het langst’, is dat een uitspraak die hard te maken is? Of hoogstens een soort hoop dat dat misschien zo is? En zouden we niet willen dat het rationeel hard te maken is dan dat het maar een vage hoop is? Neiman spreekt van onzekere hoop.”
Monster van banken
“Er zijn weinig boeken die ik zo vaak herlees als dit boek. Of het waar is dat Auschwitz nu meer invloed heeft op het denken dan de Eerste Wereldoorlog, zoals Neiman zegt, weet ik niet zeker. En of het waar is dat hedendaagse filosofen te weinig hebben nagedacht over Auschwitz weet ik ook niet zeker. Neiman behandelt vooral Hannah Arendt en dat voelt een beetje als onaf, maar zij maakt wel duidelijk dat we in een complexe werkelijkheid leven waar geen peil op te trekken is.
Je kunt over het kwaad praten als iets wat in principe te overwinnen valt als je gewoon nadenkt. Het voordeel van die conclusie is: wij denken nu wel na, dus ons overkomt dat kwade handelen niet. Ik denk dat het maar zeer de vraag is of we dat na Auschwitz nog kunnen volhouden. Een modern voorbeeld daarvan is wat Joris Luyendijk schrijft in zijn boek ‘Het kan niet waar zijn’. Londense bankiers zijn lieve mensen die echt wel nadenken, maar toch ontstaat in hun kring het monster van banken die heel veel schade aanrichten. Dat kunnen begrijpen en daarmee dealen, dat is een grote uitdaging van de filosofie van vandaag. Het is een vraag die alles te maken heeft met de vraag naar het kwaad - en daarmee is de vraag naar het kwaad onverminderd een filosofische vraag, vandaag de dag.”
-------------------------
Susan Neiman, ‘Het kwaad in het moderne denken’, Lemniscaat, 296 blz., € 34,95.
Zie ook interview met Gerko Tempelman op 25 juli 2019.