Bij de mediapresentatie van zijn bijbelhertaling Bloedboek maakte Dimitri Verhulst een karikatuur van het Oude Testament, stelt Eric Corsius. En dat niet alleen: hij maakte ook een karikatuur van zichzelf als religiecriticus. De religieuze zelfkritiek begínt in het Oude Testament, met name in het beeldverbod. Dat is een gecompliceerd gegeven dat regelmatig ontspoort in geweld. Maar niettemin impliceert het beeldverbod de relativering van iedere concrete religieuze gestalte. Volwassen en diepzinnige religiekritiek is voor Verhulst blijkbaar een brug te ver.
Door Eric Corsius
Het religieuze beeldverbod heeft in de geschiedenis altijd voor trammelant gezorgd. Discussies en ongenoegens liepen geregeld hoog op en ontlaadden zich in iconoclasmes, beeldenstormen en culturele revoluties (lees: terreur) tegen de makers van beelden. Helaas is het drama rond Charlie Hebdo slechts één van de vele voorbeelden van deze duistere geschiedenis. Het beeldverbod kennen we onder andere uit de zogenaamde tien geboden (Exodus 20). En hiermee is het gecompliceerd gesteld.
Zelfkritiek
Op de eerste plaats wordt er een stokje gestoken voor het in beeld brengen van de Verborgene zelf. Dit behelst meer dan een verbod op het maken van plaatjes. Niet alleen het letterlijk uitbeelden is ongeoorloofd, maar ook het vastleggen van ideeën, opvattingen en dogma’s over de Levende wordt op zijn zachtst gezegd sterk gerelativeerd. God mag en kan niet worden vereenvoudigd en grijpbaar worden gemaakt, door welke betekenaars dan ook: of het nu beelden zijn of woorden, gedachten of gevoelens. In die zin is het beeldverbod het begin van de zelfkritiek van de religie en is het een voortdurende angel in het vlees van de grote theologen en mystici geweest.
Het beeldverbod betreft tevens het maken van wezens om ons heen. Afhankelijk van de traditie waarin men staat, wordt hiermee strikter of ontspannener omgegaan. Ook voor dit aspect van het verbod geldt, dat het verder gaat dan het visuele beeld. Het is ook een oproep om de werkelijkheid om ons heen - de andere mens voorop - niet te reduceren tot stereotypen. Het is het verbod op framing: die verlammende en dodelijke manier om mensen gevangen te houden in onze verwachtingen. In die zin roept het vragen op bij karikaturale clichés over bijvoorbeeld de Koran of het Oude Testament als gewelddadige boeken en over de lezers ervan als achterlijke mensen.
Het beeldverbod heeft nog een implicatie, die vroeg of laat moet opdagen in het hoofd van een modern mens. Als het framen van God en de medemens ongeoorloofd is, dan raakt dit ook het beeld dat we van onszelf creëren en in stand houden. We stileren in ons sociale verkeer voortdurend onszelf – bijvoorbeeld als hoogstaand en verfijnd, als ontwikkeld en beschaafd, als nuchter en pragmatisch, als rationeel en zakelijk, als authentiek en direct etc. In woord en gebaar, door gedrag en kleding delen we onszelf in bij onze favoriete categorie. Omdat we dat doen om onszelf af te zetten tegen de ander, zetten we onze kenmerken dik aan. Zo creëren we een cliché, waaraan we onszelf voortdurend ijken en worden we geleidelijk een karikatuur van onszelf.
Bloedboek
Ik heb met enige verbazing het optreden van Dimitri Verhulst in de media gevolgd. De aanleiding was zijn nieuwe publicatie Bloedboek. De passie, ja het fanatisme waarmee hij de veronderstelde achterlijkheid van de eerste boeken uit het Oude Testament bestrijdt valt me tegen - te meer daar ik een bewonderaar ben van Verhulsts pezige en vlezige stijl. Verhulst doet geen recht aan het feit dat er een lange traditie van Bijbeluitleg bestaat, die de aan de kaak gestelde teksten heeft gematigd. Hij doet geen recht aan het feit dat de Thora met haar beeldverbod juist de zelfkritiek in het leven heeft geroepen en de bakermat is van humaniteit. Door zijn uitlatingen schept hij een karikatuur van een boek, een godsdienst en een groep. Hij kan nog zo hard roepen, dat hij geen antisemiet is: ik zie in zijn uitlatingen geen verschil met het tekenen van gebochelde mannetjes met een kromme neus.
Karikatuur van zichzelf
Wat echter het ergste en meest verontrustende is: Verhulst schept vooral een karikatuur van zichzelf en van de groep waartoe hij zich blijkbaar rekent. Hij maakt de religiekritiek belachelijk en draagt eraan bij dat zij niet serieus genomen wordt. Zijn humorloosheid maakt dat laatste nog moeilijker. (Wat dit betreft had hij veel kunnen leren van de inlevende en sympathiserende kritiek van Thomas Manns ‘Jozefromans’.) Er waren en zijn meer volwassen en diepzinnige vormen van bijbelkritiek – te beginnen bij de zelfkritiek in de bijbel en de traditie. En de kern daarvan is even eenvoudig als ongemakkelijk: Gij zult geen karikatuur maken: noch van God, noch van uw naaste, noch van uzelf. Daarmee doe je iedereen tekort.
Zie optreden van Dimitri Verhulst bij Pauw, ter gelegenheid van zijn boek Bloedboek