Af en toe haalt twintiger Vic de filtersigaret uit de mond van de man aan wiens bed hij zit, James. Dan tikt hij de askegel eraf en steekt hem weer terug tussen diens lippen. James ligt daar met verkrampte armen en benen, gevangen door spasmen, maar predikt ondertussen tegen Vic hoe mooi het leven is. Die luistert met een bleek gezicht, een donkere muts op z’n hoofd tegen de winterse kou in Milwaukee, in de noordelijke Amerikaanse staat Winsconsin. Over zijn jas draagt hij een fluorescerend vest, als chauffeur in het gehandicaptenvervoer.