Drie Duitse theologen schreven tien jaar geleden een boek dat in het Duitse taalgebied tienduizenden keren over de toonbank ging. Het is er nu ook in het Nederlands: God 9.0 – De spirituele groeikansen van het christendom. Het laat zien dat we in de ontwikkeling van ons bewustzijn (en van ons geloof) een aantal stadia doorlopen, zowel individueel als collectief.

De overgang naar een volgend stadium is een wisseling van paradigma, met een nieuw wereldbeeld en godsbeeld. Wie verlangt naar vernieuwing in de kerk, wil de gemeenschap meenemen in zo’n nieuwe oriëntatie, maar dat gaat niet vanzelf als veel anderen niet aan zo’n paradigmawissel toe zijn. Mijn ervaring met het boek God 9.0 is dat het helpt om die verschillende stadia in je gemeenschap te onderscheiden en om van elk stadium de waarde te leren zien. Dan ga je ruimte maken voor groei in plaats van te trekken en sjorren aan mensen die in de weerstand schieten.

Kleurenspiraal

God 9.0 bouwt voort op de ‘integrale psychologie’ van Ken Wilber (1949). Deze Amerikaanse psycholoog combineerde tientallen ontwikkelingsmodellen met elkaar, van denkers en stromingen in oost en west, vanaf de oudheid tot nu toe. Hij beschrijft de ontwikkeling van ons bewustzijn in negen fasen (stadia, treden, lagen). Een andere psycholoog, Clare Graves, werkte de negen fasen uit in een kleurenspiraal die bekend geworden is onder de naam Spiral Dynamics.

God 9.0 omslag
God 9.0 omslag

Elke fase heeft een kleur die correspondeert met de kernwaarden, mogelijkheden en beperkingen van die fase. In ieder mens is de hele spiraal in aanleg aanwezig, maar per persoon (en per gemeenschap) zal op dit moment een bepaalde fase of kleur dominant zijn. In God 9.0 wordt dit model gebruikt om te laten zien hoe geloofs- en godsbeelden horen bij een bepaalde fase. Het boek wil lezers de moed geven om spiritueel te durven doorgroeien, ook als onze religieuze omgeving ons soms liever vasthoudt in patronen die niet passen bij een volwassen spiritualiteit.

Besturingssysteem

In God 9.0 worden de ontwikkelingsfasen aangeduid als ‘lagen’, want onder het stadium waarin je nu verkeert liggen de vorige stadia verscholen. Een vorig stadium draag je met je mee als een diepere laag, waarvan je de kernwaarden gelukkig altijd kunt aanboren, ook als je godsbeeld en wereldbeeld inmiddels ingrijpend zijn gewijzigd.

De nummering van de lagen met 1.0 tot en met 9.0 doet opzettelijk denken aan het besturingssysteem van je computer. Zo’n besturingssysteem wordt voortdurend bijgewerkt met patches en fixes (1.1, 1.2 et cetera) totdat oplappen en bijwerken niet meer helpt: dan moet er een heel nieuw systeem komen en dat heet 2.0. Zo’n overgang naar een nieuw systeem is waar voorlopers vaak enorm naar uitkijken terwijl de goegemeente ertegen opziet, want het is een sprong in het nieuwe.

Volgens God 9.0 is dat precies wat er gebeurt bij elke omslag naar een nieuw stadium van bewustzijn. Omdat vernieuwers doorgaans voorlopers zijn, kan dit boek hen helpen om ruimte te nemen voor hun eigen groei, maar ook te voorkomen dat anderen daarvan in de weerstand schieten – waardoor de geestelijke groei van de gemeenschap als geheel juist afgeremd zou worden.

Laag voor laag

Laten we de negen lagen achtereenvolgens behandelen.

Het begint met de beige laag 1.0, de laag van de zuigeling. De kernwaarden van die laag zijn voeding en veiligheid. De zuigeling is nog niet op de buitenwereld gericht, maar puur op het eigen overleven en de eigen spijsvertering (Midas Dekkers typeerde de zuigeling ooit als ‘larf’). De beige laag is het eerste ik-stadium, want volgens dit model wisselen telkens ik-stadia en wij-stadia elkaar af.

Dan komt al gauw de paarse laag 2.0, die van de peuter. Dit is de laag waarin je voor het eerst contact legt met een beperkt stuk buitenwereld. Dat is sterk bepaald door de beschermende aanwezigheid van je familie of stamgenoten: je speelt kiekeboe met je moeder, er komen eetrituelen en slaaprituelen. De beperking van dit stadium is dat je alleen via geritualiseerde praktijken veilig met de buitenwereld kunt verkeren — maar hier wordt wél de basis gelegd voor verwondering, betovering en gevoel voor ritueel. We noemen deze eerste wij-laag daarom ook wel de ‘magische’ laag. In religieuze rituelen blijft de invloed van deze laag in ons volwassen leven aanwezig, al is hopelijk de ban, de angstkant ervan, inmiddels wel gebroken. Een zowel vrije als warme omgang met ritueel schept samenhang zonder angst.

Hierop volgt de rode laag 3.0, de ik-laag van de kleuter die voor het eerst ‘nee’ gaat zeggen en grenzen gaat overschrijden. Hij móét wel, hoe doodeng het ook is, want de ban van het magische moet doorbroken worden met eigen wilskracht. De boze kleuter vormt een sterk ego, en hoe hopeloos dat ook kan zijn voor ouders, het is een erg belangrijk stadium. Je kwaad maken, je poot stijf houden, je wil doorzetten: je leert het in de rode laag. Religieus hoort bij deze laag een godsbeeld waarin God aan jouw kant staat en jou gelijk geeft, en waarin de wapens worden gezegend voor jouw heilige strijd. Daarom mag je hopen dat we niet collectief in rode religiositeit blijven steken.

Na de rode ik-laag volgt de blauwe wij-laag 4.0, en dat is een gigantische omslag. Ouders herkennen dat vaak met verbazing als hun eigenzinnige kleuter scholier wordt: opeens kan het kind met regels overweg en heeft de juf op school altijd gelijk. Het onrustige ik komt tot rust in duidelijke kaders, en het kind begint als een spons leerstof op te zuigen. Bij spelletjes geen driftaanvallen meer, maar een enorme vaardigheid om met ingewikkelde regels om te gaan. In de blauwe laag zijn loyaliteit en discipline de kernwaarden. Het is het stadium waarin een schoolse aanpak loont en hiërarchische verhoudingen goed werken. Blauwe gelovigen houden van duidelijke leefregels en een helder onderscheid tussen wie er wel bij hoort en wie niet. Volgens het boek God 9.0 hebben kerken de neiging om mensen zo lang mogelijk in de blauwe modus te houden. Dat kan prettig zijn voor wie houvast zoekt, maar frustrerend voor wie wil doorgroeien of naar vernieuwing verlangt.

Na blauw volgt oranje (5.0) en dat is opnieuw een aardverschuiving: je gaat twijfelen aan de juistheid van de regels en aan wat je op gezag geloofde. Je wilt het zelf verifiëren, je hebt ruimte nodig voor je eigen ontwikkeling, en ook om je eigen fouten te maken. Het is een echte ik-laag waarin je na alles wat je hebt geleerd je eigen individualiteit moet vinden. In oranje houd je op te geloven in de God van blauw en wil je weg uit de blauwe school- en kerkbanken. In het gezin noem je dat ‘puberen’, in de kerkgemeenschap doe je het vaak pas op latere leeftijd. Een respectvolle kerk geeft mensen in dit stadium de ruimte om alle vragen te stellen, stimuleert ze om hun eigen spoor te zoeken, staat ze toe om weg te gaan – terwijl de deur intussen altijd openblijft.

Dan komt de groene wij-laag 6.0, de laag die streeft naar een inclusieve samenleving. Kernwaarden zijn vrijheid, gelijkheid en broederschap. In de gemiddelde kerkgemeente organiseren de groene gelovigen op zondag acties voor Amnesty en VluchtelingenWerk, terwijl blauwe gelovigen zich afvragen of dat wel mag op zondag en of het wel gepast is in het kerkgebouw. Groene mensen worden niet graag met ‘u’ aangesproken. Na de grote zoektocht van oranje willen ze niet meer opgesloten zitten in eigen volk of kerk, maar ervaren ze als betrokken wereldburgers een ruime verbondenheid met mensen wereldwijd en ook met de natuur. Een beperking van ‘groen’ is dat er meestal een sterke allergie is voor de woede van rood en de gezagsgetrouwheid van blauw: in een groene overlegcultuur wordt eindeloos gediscussieerd en is men huiverig voor sterk leiderschap. In de kerk ligt bij groen de nadruk op de inclusieve liefde van Jezus, dus in de kerk moet iedereen zich thuis kunnen voelen.

De grote omslag

Tot en met de zesde laag, dus groen, hebben de kleuren moeite met elkaar. Blauw stoort zich aan de rode heftigheid die altijd de grenzen opzoekt, voor oranje is blauw achterlijk en groen soft, groen heeft een hekel aan het geweld van rood en de scepsis van oranje, enzovoorts. Mensen in zo’n fase willen doorgaans graag vergeten dat ze ooit in een andere fase verkeerden en kijken niet uit naar een volgend stadium. In bijna elke gemeenschap is die onderlinge wrijving voelbaar.

Geel (7.0) is opnieuw een ik-fase: je bent even klaar met het eindeloze groene polderen, in alle begrip voor elkaar dreig je jezelf te verliezen. Bij de overgang naar geel hoort dat je gaat inzien dat de vorige zes fasen elk hun eigen waarde hebben. Je leert dan letterlijk om anderen in hun waarde te laten. Bij geel hoort het besef dat elk model, inclusief dit kleurenmodel(!), een constructie van ons bewustzijn is, en dat we de werkelijkheid in haar volle diepte nooit volledig zullen kennen. Je gaat inzien dat jouw godsbeeld, met alle respect, slechts jouw beeld is en dat God daar nooit mee kan samenvallen. Intuïtie gaat in geel een grotere rol spelen omdat je niet meer alle troeven op intellectuele kennis zet. In een ‘gele kerkgemeenschap’ zal ruimte zijn voor het rituele gevoel van paars, voor de behoefte aan structuur van blauw, voor de ruimhartigheid van groen, en men zal niet nerveus worden van de woede van rood en de scepsis van oranje. Een geel beleid zal vooral ruimtescheppend zijn en in mindere mate sturend.

Turquoise en koraal

Telkens wisselen een ik-fase en een wij-fase elkaar af, maar doordat het bewustzijn zich al groeiende verruimt, komen ik en wij wel steeds dichter bij elkaar. Als in een staat van nondualiteit de ik-grenzen wegvallen, zoals soms in een mystieke ervaring gebeurt, is er geen verschil tussen ik en wij meer. Een mystieke ervaring is dikwijls slechts een moment, maar het biedt uitzicht op een eindpunt van de groei van ons bewustzijn naar ‘God alles in allen’.

Hoe dan ook, na de ik-laag geel is er de wij-laag turquoise (8.0) waarin je jezelf ervaart als knooppunt in een alomvattend netwerk. Je streeft niet naar macht of zelfbehoud, maar levert met energieke vanzelfsprekendheid je bijdrage aan het kosmische geheel. Je bent dankbaar voor dat grote geheel en je beseft dat die dankbaarheid het geheel mooier maakt, dus dat jouw geluk bijdraagt aan het grote geluk. Je ervaart verbondenheid met alle levende wezens, met de planeet zelf en met het heelal dat bezield is, zo waar als je zelf een ziel hebt.

Over koraal (9.0) is God 9.0 heel kort omdat de auteurs menen dat ze daarmee boven zichzelf uit grijpen en dus heel terughoudend moeten zijn. In koraal heeft jouw ‘ik’ geen eigen belang meer dat tegenover het belang van het Al staat. Je doet in deze ultieme ik-laag je ding, niet om een prestatie te leveren of een punt te scoren, maar als instantie van Gods universele handelen of als uiting van de wereldziel – zo hoogdravend als dat mag klinken als je het niet van binnenuit voelt.

Het is een model, het is niet de enige waarheid. Maar mij heeft het zeer geholpen, ook om de liefde terug te vinden in mijn werk als predikant te midden van mensen in diverse kleurlagen, die elkaar voortdurend misverstaan omdat de een vanuit ruimte denkt en de andere vanuit grenzen, beiden vanuit een diepe behoefte.

Zoek je vernieuwing, wil je met een gemeenschap verder komen, dan helpt het als je die verschillende stadia met een liefdevol oog kunt herkennen. Je kunt de ontwikkeling van een individu of van een gemeenschap niet forceren. Als je dat probeert, zullen ze zich schrap zetten en zal het alleen maar langer duren voor het tot vernieuwing komt. Je kunt wél bevorderen dat mensen zich durven ontwikkelen, door situaties te scheppen waarin mensen niet door angst of dwang worden tegengehouden. Je kunt mensen aanmoedigen om kennis te maken met andere perspectieven, hun eigen spoor te volgen, hun eigen vragen te stellen.

Voor mijn eigen protestantse gemeenschap blijken kloosterretraites belangrijke schakels te zijn in dat proces: buiten de eigen schema’s blijkt de traditie geen harnas maar een ruimte waarin je kunt groeien, individueel en samen.

Piet van Veldhuizen is protestants predikant en vertaler van God 9.0