Een imposante poort, daarachter een vlakte. Uit de grond steken hier en daar restanten van barakken omhoog als gebroken ribben. Verder niets dan leegte. Dagen in een wagon, steeds een beetje minder mens. En dan die poort. Ik voel de woede opborrelen in mijn borst. De beesten. Hoe durven zij, uitgerekend zij, jou tot beest te degraderen? Hoe durven ze je leven in te walsen, alles kapot te maken. Alsof je geen mens zou zijn.