De brute moord op docent Samuel Paty heeft de discussie over vrijheid van meningsuiting opnieuw op scherp gezet. De dader, een 18-jarige Tsjetsjeense vluchteling zag zichzelf als verdediger van de islam. President Macron zei bij de uitvaart van de onthoofde leraar geen aandacht te willen besteden aan de dader en zijn medestanders ‘omdat ze het niet waard zijn’.

Ik begrijp die woorden en voel een sterke neiging er mee in te stemmen om ‘die onmensen aan te pakken en uit te roeien.’ Toch geloof ik dat Samuel Paty de gewraakte cartoons niet heeft laten zien om de tegenstellingen aan te scherpen, maar om de discussie op gang te brengen en meer begrip over en weer te kweken.

Ook geloof ik dat alles verloren is wanneer we in de ander geen mens meer zien, maar slechts een verachtelijk wezen dat het niet verdient om te leven. Het is juist die gedachte die de dader aanzette tot zijn gruwelijke moord.

In haar onlangs verschenen boek Misdaad en mededogen laat officier van justitie Disa Jironet zien hoe uitsluiting, minachting, niet gehoord of gezien worden, voedingsbodem is voor een gevoel van ‘wij tegenover de rest’, voor criminaliteit en radicalisering. Ze pleit daders niet vrij van schuld, maar geeft wel aan dat het zowel voor het slachtoffer als voor de dader heilzaam is wanneer de pijn van de ander op z’n minst gezien wordt. En dat een humane benadering in de rechtszaal ook de samenleving aantoonbaar veiliger maakt.

Als docent Levensbeschouwelijke Vorming heb ik het vaak gehad over vrijheid van meningsuiting. Toen ik vertelde dat Theo van Gogh in zijn film Fitna Koranteksten geprojecteerd had op een naakt vrouwenlichaam was een islamitische leerling uit VWO5 zichtbaar aangedaan: ‘Zoiets doe je niet!’ Ik had het altijd goed met hem kunnen vinden en was onder de indruk van zijn oprechte verontwaardiging. Hij leerde mij dat iets dat voor mij geen enkel probleem is een ander pijn kan doen.

Tijdens m‘n lessen heb ik ook een aantal omstreden cartoons laten zien. Maar de tekening van een moslim die een varken neemt en uitroept dat het eigenlijk best lekker is, vond ik te walgelijk om te tonen. Wel liet ik een afbeelding van de zogenaamde ‘Jodenzeug’ zien. In onder meer Wittenberg toont een reliëf een varken dat de Talmoed voor moet stellen; een jood kijkt de zeug in de kont en een paar anderen zuigen zich vol aan de tepels van het dier. En ik vroeg wat in feite het verschil was tussen beide afbeeldingen. We weten waar afbeeldingen als die in Wittenberg aan hebben bijgedragen en geen weldenkend mens zal ze vandaag nog goed willen keuren onder het mom van vrijheid van meningsuiting.

Moslims roep ik op hun eigen bronnen te onderzoeken en iedere vorm van geweld in de naam van hun godsdienst ondubbelzinnig te veroordelen. Maar ik voel mij daarbij alsof ik de cartoon die mijn buurman als kwetsend ervaart voor het raam laat hangen, terwijl ik over de schutting roep dat hij maar eens goed over zichzelf na moet gaan denken. Ook ervaringen in het klaslokaal hebben mij geleerd dat ik alleen maar bij kan dragen aan een oplossing van een conflict door mijn eigen aandeel te onderzoeken en daarvoor verantwoordelijkheid te nemen.

Velen van ons vonden dat zwarte piet als onschuldig vermaak nou eenmaal bij onze cultuur hoorde. Inmiddels zijn we met goede redenen afscheid van hem aan het nemen. Zo is ook terughoudendheid in het maken en verspreiden van cartoons die een ander pijn doen, geen teken van zwakte, maar van beschaving.

Dirk van de Glind is schrijver en voormalig docent Levensbeschouwelijke Vorming. Meer informatie: www.dirkvandeglind.nl