Telkens als ik naar de kerk ga - in mijn geval: de katholieke - denk ik: waarom doe ik dit niet vaker? De sfeer van rust die je tegemoet treedt: het orgel dat zachtjes speelt, de aanblik van brandende kaarsen en biddende gelovigen. Katholieken hebben de prettige gewoonte om niet te praten voor de dienst. Die begint eigenlijk al direct bij binnenkomst.

Alles wat in een mis van je wordt gevraagd is: er te zijn. Je hoeft niets te doen, zelfs zingen is niet verplicht (katholieken zeggen opgewekt: daar hebben we toch een koor voor!). Er zijn weinig plekken in de maatschappij waar niets hoeft: je moet werken en presteren, meer nog: opvallen en uitblinken. In een kerkdienst is dat allemaal niet aan de orde. Je kunt in dat uurtje alle lasten van je schouders laten vallen en je overgeven aan de stilte, de liturgie, rituelen en God. En, met een beetje geluk, hoor je ook nog een goede preek, ter bezinning op je eigen doen en laten.

Natuurlijk kun je ook naar yoga gaan, mindfulness of meditatie, zoals steeds meer mensen doen. Niks mis mee, en ik heb het allemaal gepraktiseerd. Maar er is wel een verschil. Zoals journaliste en cultuurchristen Yvonne Zonderop in 2018 schreef in haar boek Ongelofelijk: “Yoga en meditatie zijn nuttig om stress mee te reduceren en tot jezelf te komen, maar ze geven geen antwoord op de vraag naar binding. Ze bieden westerlingen geen identiteit waaraan je jezelf kunt laven, want ze putten niet uit een gezamenlijk verleden. Er is geen gedeeld verhaal, geen taal of kunst uit een gezamenlijk boek. Er is geen traditie die je optilt.” Zonderop constateert een oplevende interesse onder jongeren voor religie. Secularisatie is een achterhaald station, vindt ze, en geloof verdient, in haar ogen, een plek op de agenda.

Leve de seculariteit

Juist dat verlangen naar een gezamenlijk verhaal, zoals het geloof dat biedt, bracht me zo’n vijfentwintig jaar geleden terug in de kerk. Niet in de protestantse van mijn jeugd, maar de rooms-katholieke, waar ik me altijd al toe aangetrokken had gevoeld vanwege de sprookjesachtige schoonheid van de liturgie en de helende kracht van de rituelen.

Juist dat verlangen naar een gezamenlijk verhaal, zoals het geloof dat biedt, bracht me zo’n vijfentwintig jaar geleden terug in de kerk

Willem pekelder

Bijvoorbeeld het ritueel rond de uitvaart. De priester besprenkelt de kist met ‘hetzelfde’ gewijde water als waarmee de overledene ooit is gedoopt. Daardoor krijgt een katholieke begrafenis, ondanks alle droefheid, iets troostends: het onvergankelijke ritueel maakt af wat ooit is begonnen, verbindt geboorte en dood en verleent de uitvaart daarmee een zekere eeuwigheidswaarde. Misschien heeft dit ritueel me wel het meest verleid om rond mijn veertigste het heilig vormsel aan te vragen, nadat ik in mijn studententijd een dikke punt had gezet achter het geloof. De kerk was passé, leve de seculariteit!

Ook als herintredende kerkganger zeg ik: leve de seculariteit! Het is goed dat burgers zich individueel en naar eigen voorkeur kunnen ontplooien zonder bevoogding van de kerk. Het is goed dat mensen zich seksueel niet meer laten onderdrukken door Rome. Het is goed dat er een anti-conceptiepil is, een homohuwelijk en de mogelijkheid tot euthanasie bij terminale ziekte. Het is goed om een vrij en autonoom mens te zijn in een democratische rechtsstaat, waar niet de kerk, maar de burgerlijke (grond)wet de toon zet. Enzovoort.

Diepmenselijke verlangens

Maar… is er met de secularisatie, ondanks haar kroonjuwelen, ook niet veel kostbaars verloren gegaan? Is het bestaan niet een beetje schraal geworden?  Over die vragen handelt dit stuk, als inleiding op een interviewserie die ik voor Volzin ga maken over wat waarden en rituelen uit het christendom kunnen betekenen voor meer bezieling in de seculiere cultuur. Over christelijke noties die het leven zin en richting kunnen geven en die, los van godsdienstige achtergrond, zouden kunnen appelleren aan diepmenselijke verlangens.

Wie het zonder een liefhebbende god moet stellen, kan in een maakbare samenleving makkelijk op dood spoor komen

WILLEM PEKELDER

Het verlangen bijvoorbeeld om gezien te worden. Kijk naar Facebook en Instagram. Mensen smeken om opgemerkt, meer nog geliefd, te worden. Maar die liefde kan snel uitdoven wanneer je een verkeerde video post. Of wanneer je succes tanende is. Vriendschap sluiten gaat op Facebook net zo makkelijk als vriendschap beëindigen.

Wat nu als er ‘Iemand’ zou zijn, die je hele leven onvoorwaardelijk van je blijft houden? Dus niet voor de duur van een huwelijk, dat in eenderde van de gevallen vroegtijdig strandt, nee voor altijd. ‘Iemand’ die je gebreken en fouten - zonden, zegt de kerk - uitwist en fluistert: je bent onvolmaakt, maar dat is voor Mij goed genoeg. Bestaat zo’n god werkelijk of is hij een projectie? Die vraag is onoplosbaar en bovendien, denk ik, niet zo interessant. Al zou God een projectie zijn, niet alles wat mensen bedenken is zonder waarde. En wat zeker is: het godsidee blijft, ondanks de ontkerstening, voortbestaan in de geest van mensen. En die putten er vaak veel kracht en troost uit, waardoor ze tegenslagen en verdriet beter kunnen verwerken.

Troost heb je hard nodig in een maatschappij die in toenemende mate dwingt tot perfectie. Er is weinig consideratie met ‘mislukkelingen’. Ze hebben het ongeluk immers aan zichzelf te wijten. Hadden ze maar de juiste keuzes moeten maken. En zo staat het geseculariseerde individu alleen in een kale wereld, zoals psychiater Frank Koerselman zo treffend zegt in Ongelofelijk. Alleen? Ja, niet slechts van God verlaten, maar, in het uiterste geval ook van de maatschappij die haar handen heeft afgetrokken van losers zoals jij. Wie het zonder een liefhebbende god moet stellen, kan in een maakbare samenleving makkelijk op dood spoor komen.

Maakbaarheidsideaal

Ik geloof dat het grootste lijden in de seculiere maatschappij voortkomt uit dat dwingende maakbaarheidsideaal. Het besef dat vervelende dingen je simpelweg overkomen, lijkt te vervagen. Zei men in gelovige tijden ‘lijden hoort nu eenmaal bij het leven’, tegenwoordig mág het niet meer bestaan en gaan we ermee naar de zenuwarts. De Vlaamse hoogleraar psychiatrie Damiaan Denys schreef er pas een boek over: Het tekort van het teveel, de paradox van de mentale zorg. Zijn klacht: met allerlei normaal menselijk leed, zoals rouw, eenzaamheid, liefdesverdriet, somberheid  en moeilijkheden op het werk kloppen we aan bij de psychiater.

Lijden is niet zinloos, maar juist betekenisvol© Pixabay

Daardoor staan negentigduizend mensen met abnormaal menselijk leed, dus ernstige psychiatrische aandoeningen als schizofrenie, depressies, eet- en bipolaire stoornissen, op de wachtlijst. Denys’ boodschap: accepteer dat we ooit allemaal eenzaam zullen zijn en verdriet zullen voelen over gestorven geliefden. Daarmee wil hij niet zeggen dat je voor die problemen geen steun zou mogen zoeken, bijvoorbeeld bij vrienden of hulpverleners. Nee, hij bedoelt: wend je niet tot de psychiater, want je lijdt niet aan een stoornis, maar aan een droefheid die onlosmakelijk met het leven is verbonden.

Lijden en onmacht

Lijden is niet zinloos, maar juist betekenisvol, zeg ik Denys na. Loop je tegen een burn-out aan, wat één op de zes werknemers overkomt, probeer dat ‘technische probleem’  dan niet zo snel mogelijk te fixen, maar vertel je baas gewoon dat je het niet meer aankan. Ofschoon de hoogleraar geen parallel trekt met religie past zijn boodschap wel binnen het christelijke denken. Met één belangrijk verschil: er is in het geloof verlossing van het leed. ‘Simpelweg’ door het uit handen te geven. Daarover kun je in de kerk iets leren. Geloof geeft geen zekerheid, hoorde ik pas een vrijzinnig predikant zeggen, maar wel de mogelijkheid om met onzekerheid te leven.

Je onmacht tonen, waar bovenstaande in wezen op neerkomt, is in de moderne tijd iets raars geworden. Immers, in de seculiere samenleving met zijn neoliberale principe van zelfvervolmaking draait alles om economisch succes en ongebreidelde consumptie. Ik weet niet wanneer ik me voor het eerst begon te ergeren aan de totale economisering van de mens. Was het toen de burger klant werd? Of de patiënt zorgconsument? In elk geval toen zorgondernemers ziekenhuizen gingen opkopen. En toen ik, in een ander verband, hoorde dat succes een keuze is.

Homo ludens

Succes een keuze? Dan is ongeluk ook een keuze. Op die manier wordt de mens teruggebracht tot een superautonoom individu, dat alles zelf in de hand heeft. En wiens waarde slechts wordt afgemeten aan economische factoren. Daar tegenover staat het christelijke mensbeeld, waarin de mens, los van zijn economische status, sowieso van waarde is. Een intrinsieke waarde, simpelweg omdat hij mens is én - zo nemen gelovigen aan - gewild en geliefd is door zijn Schepper. Is die christelijke notie niet van belang voor een bezield en gelukkig(er) bestaan, vraag ik me af.

De kerk is een van de weinig overgebleven plaatsen waar mensen van alle rang en stand elkaar ontmoeten

WILLEM PEKELDER

De oorsprongsmythe van het joden- en christendom gaat over precies dát geluk: een man en een vrouw, die van het leven genieten in een paradijselijke tuin, en, omringd door uiterst aaibare dieren, dansend vruchten plukken van boom tot boom. De homo ludens. Helaas gingen Adam en Eva, zoals bekend, één boom te ver, waarna de ellende begon, maar dat laat onverlet dat het joods-christelijke verhaal begint met levensvreugde en ontspanning.

Natuurlijk moet je je inspannen, maar het is niet het allerbelangrijkste. En zeker niet in het moordende tempo van nu, waarin álles uit het leven moet worden gehaald wat er op álle vlakken in zit. Of, zoals filosoof Ad Verbrugge het formuleert in Tijd van onbehagen (2004): “De aan de moderne mens opgedragen eis om als vrij individu het onderste uit de kan te halen en, primair je eigen zin volgend, je toe te leggen op maximale behoeftenbevrediging is een uitgesproken machtige en totalitaire ideologie die zich op alle levensgebieden doet gelden.” Verbrugge waarschuwt in zijn boek voor een individualisering die uitloopt op een levensgevoel waarin iemand door niets in de wereld meer wezenlijk wordt gebonden. “Dat betekent tevens dat hij dus ook nergens meer thuishoort, oftewel ontworteld is.”

Oase

Wat is het in de kerk dan een oase. Een van de weinig overgebleven plaatsen waar mensen van alle rang en stand elkaar ontmoeten. In de parochie waar ik met enige regelmaat kwam, zat de minister naast de tandarts, de psycholoog naast de schoonmaker, de geestelijk verzorger naast de bijstandsmoeder en de gewezen mannequin naast de vleeshandelaar. En bij de koffie, na de hoogmis, spraken ze met elkaar als gelijken. In de kerk zit niemand opgesloten in een bubbel met gelijkgestemden. In tegendeel, de kerk is één groot bubbelbad voor iedereen. Voor God is immers elk mens gelijk.

Het christendom biedt een eeuwigheidsperspectief waarin het eigen ik niet meer zo belangrijk is

WILLEM PEKELDER

Met andere woorden: in de kerk verdwijnt, als het goed is, het ego. Ofschoon zelf behept met enig ego vind ik dat een verlossende gedachte. Het christendom biedt een eeuwigheidsperspectief waarin het eigen ik niet meer zo belangrijk is. Dat perspectief - een hiernamaals bij God - hoef je niet letterlijk op te vatten om er toch veel aan te hebben. Je kunt eeuwig leven ook zien als leven op aarde dat altijd doorgaat. Zo beschouwd kun je je eigen inspanningen beter relativeren, en hoef je niet, zoals in de neoliberale maatschappij, voortdurend te gloriëren. Ná jou komt iemand anders die je werk zal voortzetten en het misschien zelfs beter zal doen.

Door jezelf op te vatten als een tijdelijke schakel in een keten van generaties, komt er rust over je. Je doet op de werkvloer en elders weliswaar je uiterste best, maar wel op ontspannen wijze. Zou de Britse dirigent John Eliot Gardiner dát hebben bedoeld, toen hij jaren geleden op tv vertelde dat hij het eeuwigheidsperspectief nodig had om zijn leven op de juiste manier te begrijpen? Of, in de woorden van Adriaan Roland Holst: ‘Ik zal de halmen niet meer zien, noch binden ooit de volle schoven. Maar doe mij in de oogst geloven waarvoor ik dien.’

Geen gemakkelijk geloof

En terwijl ik dit opschrijf, besef ik tegelijkertijd hoe moeilijk het is om de betrekkelijkheid van jezelf onder ogen te zien. Het christendom is dan ook geen gemakkelijk geloof. In tegendeel, het gaat met gestrekt been in tegen veel van onze primaire instincten, met als anti-intuïtief hoogtepunt het gebod: Heb uw vijanden lief. Geen mens, gelovig of ongelovig, kan met die opdracht goed uit de voeten. Maar juist vanwege dát gebod ben ik een fan van het christendom.

Je vijanden liefhebben is de enige manier om de vicieuze cirkel van het kwaad te doorbreken. In die zin is het christendom een revolutionaire godsdienst. Dat gebod zal vast ter sprake komen in mijn interviewserie over wat de seculiere maatschappij zou kunnen hebben aan christelijke waarden en (aangepaste) rituelen. Over hoe we wat minder schraalheid en meer bezieling en gemeenschap kunnen krijgen, hoe we ons kunnen gaan beschouwen als mensen met een intrinsieke waarde, los van economische status, hoe we aanvaarden dat het niet erg is om onvolmaakt te zijn, en dat we onze onmacht mogen tonen.

Willem Pekelder is freelance-journalist en schrijft onder meer voor dagblad Trouwover religie en levensbeschouwing.