Wat helpt als het metafysische Kwaad ons weer eens aanstaart? René Grotenhuis laat zich inspireren door de levensfilosofie van een Russische Krijgsgevangene uit de Tweede Wereldoorlog. Sterker dan het Kwaad is dat kleine korreltje menselijkheid, ‘de menselijkheid van God’, dat tegen de verdrukking in steeds opnieuw weer herrijst.

Door René Grotenhuis

Sinds vorige week blijft het beeld van Jim Foley en zijn beul mij achtervolgen. Foley in de vernederende geknielde houding in de vlakte en naast hem zijn vermomde beul die met het mes in de hand boven hem uit torent. Een beeld dat mij bezig houdt omdat het voor mij veel meer is dan een afschuwelijk historisch moment. Ik had het gevoel dat ik het kwaad in de ogen keek. Toen ik langer naar de foto keek, ontdekte ik hoe die laag van kijken tot stand kwam. De beul laat zich niet zien, is helemaal onherkenbaar geworden en juist daardoor word ik gedwongen naar zijn ogen te kijken: het enige dat niet bedenkt is. Het kwaad als een onpersoonlijke, a-historische werkelijkheid waarvan ik alleen de ogen kan zien.

Sinds we de wereld hebben verklaard tot een kenbare fysische werkelijkheid die niet afhankelijk is van metafysische (goddelijke, bovenaardse) krachten, is daarmee ook het kwaad tot een binnenwereldlijke werkelijkheid geworden die in principe kenbaar en oplosbaar is. Met de Verlichting en de rationaliteit hebben we besloten dat wijzelf heerser zijn van de schepping en het is aan ons om dat heersen op een verstandige en inzichtelijke wijze te doen. Het kwaad als onverstandig en moreel verwerpelijk, moeten we weliswaar nog onder controle zien te krijgen, maar dat lijkt vooral een kwestie van tijd en goede wil. Als er nog kwaad is, is dat omdat we nog niet genoeg ons best hebben gedaan, nog niet genoeg al onze kennis en inzichten hebben ingezet om het te elimineren. Het is een van de vele opdrachten die zich aan ons aandienen.

Diep in het bestaan verankerd

De foto van Jim Foley en zijn beul halen dat wereldbeeld onderuit. Hitler, Stalin, Pol Pot, de genocide in Rwanda, Saddam Hussein, IS zijn meer dan historische gebeurtenissen waar we met onze intelligentie en ons organisatietalent nog een oplossing voor moeten vinden, al is het maar ter voorkoming van een volgende keer. Ze herhalen zich en zijn zo de terugkerende manifestatie van het kwaad als metafysische werkelijkheid. Het kwaad als iets dat zich telkens opnieuw manifesteert, dat diep in het bestaan verankerd is en zich niet laat beheersen met verstandige regelingen en goed uitgedachte wetten, met politiekorpsen en officieren van justitie.

Maar omdat we geen metafysiek meer verdragen hebben we het niet meer over het kwaad met een grote K. Het kwaad is verworden tot kleine problemen die we moeten oplossen. Zo nodig moeten we het uit de samenleving snijden. Benno L., Volkert van der Graaf en Michelle Martin weten wat dat betekent: we willen ze niet meer in onze samenleving zien. We kennen geen fysieke doodstraf meer, maar voor deze mensen zouden we graag zoiets als een sociale doodstraf zien. Als het kwaad meer lijkt te zijn dan een voorbijgaand en oplosbaar probleem, kunnen we het alleen aan door het uit ons midden te verwijderen. Het kan er geen plaats in hebben.

Metafysische realiteit

In mijn jeugd (in de jaren vijftig van de vorige eeuw) werd ik grootgebracht met het beeld van de duivel en de hel. Het beeld van de hoorns, de bokkenpoten en het vuur zijn inmiddels vervaagd, maar ze hebben me wel het besef bijgebracht van het kwaad dat ook een metafysische werkelijkheid is, die buiten onze greep ligt. In de christelijke cultuur is het kwaad inderdaad een metafysische grootheid, een altijd aanwezige realiteit die zich in de geschiedenis telkens opnieuw manifesteert.

Korreltje menselijkheid

Het kwaad als zo’n noodlottige, onontkoombare, metafysische realiteit zou somber kunnen stemmen. Zo beschouwd ligt het immers buiten de greep van onze rationaliteit en lijken wij er onmachtig tegenover te staan. Als antwoord las ik, alweer een paar jaar geleden, een prachtige passage in het boek ‘Leven en Lot’ van Vasili Grossman. In die passage beschrijft een Russische krijgsgevangene in de Tweede Wereldoorlog zijn filosofie van het leven. De laatste alinea daarvan gaat als volgt: “De menselijke geschiedenis is niet de strijd van het goede dat het kwaad probeert te overwinnen. De geschiedenis van de mens is de strijd van een groot kwaad dat een korreltje menselijkheid probeert te vermalen. Maar als het menselijke in de mens ook nu nog niet is gedood, dan zal het kwaad niet meer overwinnen.”

De kruisiging van Jezus van Nazareth is precies dat: een zoveelste poging van het kwaad om zijn heerschappij, nu definitief, te vestigen. En als het lijkt dat het geslaagd is, dat het immens goede letterlijk is opgeborgen (het is al de derde dag) met een grote steen ervoor, laat de menselijkheid van God zich er toch niet onder krijgen en herrijst. Met die gedachte kijk ik opnieuw naar de foto van Jim Foley en zijn beul.

 

René Grotenhuis >>Lees ook andere artikelen van René Grotenhuis

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.