Thuis voor de tv volgt Marinus van den Berg de uitvaartdienst van kardinaal Ad Simonis die 2 september jongstleden overleed. Hoe wordt een mens herinnerd? Is er een spreken dat eerder vermoedend is dan direct en onverhuld. En verdient dat vermoedende sprekenĀ - dat niet zonder aanhoudend luisteren kan - niet een herwaardering.
Door Marinus van den Berg
Misschien is wel niets zo moeilijk als spreken bij een uitvaart. Het gezegde over de dode niets dan goed wordt maar al te vaak niet goed verstaan. Over de dode, de overledene goed spreken is recht doen aan de persoon.
"Hij gaf de vrouw twee stoelen voor haar lege huis en zei: 'een mens moet toch ergens opzitten.'" Een gebaar en een woord van mgr. Ad Simonis voor een gescheiden mens. Een goede vriend vanĀ de overleden kardinaal, Paul van Geest - die 'alles' weet van Augustinus van wie de woorden zijn: āte laat heb ik jou liefgehadāĀ - memoreerde deze woorden en dit gebaar in zijn in memoriam op de dag van de uitvaart van de kardinaal. Het typeerde de overledene. Recht doen wil ook zeggen dat gezegd werd wat de kardinaal beter niet had kunnen zeggen. Het werd zelfs meerdere malen benoemd.
Verhullender
Dat woorden en opvattingen ook sporen van pijn kunnen trekken en leed kunnen achterlaten kwam verhullender aan bod in het gebed om vergeving. Wie was deze mens? Heb ik hem goed gezien? Wat heb ik niet gezien? Wat kon ik niet zien? Wat wilde ik niet zien of horen? Soms krijgt een mens te laat waardering en wordt er pas laat recht aan hem of haar gedaan. Kunnen we iemand wel ten volle recht doen?
'Gij die ons kent', zijn mij dierbare psalmwoorden, want ze zeggen me dat al mijn kennen voorlopig is. Al mijn zien, zoals Paulus zegt, is een zien in beslagen ramen. Dat heeft me steeds bezig gehouden als iemands sterven onbegrijpelijk was, als een mens zoals dat heet 'zelf het leven verliet. Als iemand besluiten nam en neemt die mij duister waren en zijn.
Wat we weten is bij benadering en misschien is die afstand veel groter dan gewenst. Heeft kardinaal Simonis een goede pers gehad tijdens zijn leven? Hij leek veel ongemak te hebben als hij bevraagd, ondervraagd werd. āWilt u het kort houden, zeggen ze tegen mijā, maar u mag iedere week een column in de krant schrijven. Dat was in de tijd dat Het Binnenhof en de Twentsche Courant nog bestonden.
Zorg
Hij nodigde me aan de broodtafel na ons gesprek en gaf me een paraplu mee. Want het regende. Zijn en ons denken hadden zo hun verschillen. Maar toch die zorgā¦ Mooi dat dat beeld naar voren is gehaald.
Wat kan er op een dag van afscheid wel en niet gezegd worden? Wat kan er wel en niet verteld worden? De verhalen blijven vaak het langst hangen. Verhalen die raken en ontroeren zoals die van Paul van Geest. En die woorden: een mens moet toch ergens opzitten. Woorden van een mens die een mens bleef zien zitten. Woorden van een Goede Herder.
Maar er was ook een ongemak dat in me opkwam, thuis voor de televisie en huispaaskaars gezeten. Ik probeerde het te verwoorden en kwam tot de onderstaande korte gedachten. Gedachten die misschien voor vele tijden of voor meerdere tijdperken in het eigen leven van betekenis zijn. Het vermoedende spreken, wat niet zonder aanhoudend luisteren kan, is aan herwaardering toe. Het verschil tussen kruid en onkruid is het oordeel zei iemand. Opvallend is de groeiende aandacht in de natuur en in de samenleving voor diversiteit. Moeten we weg uit het centrum waar alles zeker lijkt,Ā op weg naar de periferie, zoals RenĆ© Grotenhuis zich afvroeg in zijn recente boek Zout? Is die periferie bij mensen en op plaatsen waar het leven afgetast wordt en waar de vragen die er toe doen niet worden overroepen?
Het vermoedende spreken
Dat vermoedende spreken
Het tastende denken in diversiteit
De vragen die open blijven
Het weet hebben van het niet weten
vaak overroepen
Is het als bloemen in de berm van de snelweg
geen onkruid maar kruid
kwetsbaar aan herwaardering toe.