Mijn hele leven al worstel ik met een bijna altijd aanwezig gevoel van wantrouwen. Dan gaat het vooral over mensen, het leven en God. Dat wantrouwen zal deels te maken hebben met mijn Gereformeerde opvoeding. Als gevoelige jongen voelde ik me niet veilig in de kerk. De wereld bestond voor mij uit mensen van onze kerk en die van andere kerken, uit mensen die naar de hemel gaan en gestraft zullen worden. Het ergste van alles: de ‘eigen mensen’ waren niet altijd te vertrouwen. Ze gingen 's zondags soms stiekem naar het zwembad of de winkel, waren eigenlijk dus niet ‘christelijk’.