Als ik tien minuten voor de afgesproken tijd aankom bij het bos waar we samen zullen gaan wandelen, staat ze me al op te wachten. Ik ontmoet Willemijn vandaag voor het eerst en voel me wat gespannen. Het duurt onhandig lang voor mijn fiets op slot staat, terwijl we wat praten over het weer. We constateren dat het waterige zonnetje en het frisse briesje ons perfecte wandelcondities bieden. Haar stem is zacht en vriendelijk en lijkt een beetje te trillen, maar misschien klinkt ze altijd zo. “Vóór we gaan wandelen, wil ik je eigenlijk nog iets vragen…” Het lijkt of ze me nauwelijks durft aan te kijken. “Zou je het goed vinden als ik eerst hardop een gebed uitspreek?”  

En dan vertelt ze dat ze zo bang is. In het bijzonder voor mij. “Ik wil je al zo lang ontmoeten, maar ik durfde niet. Ik volg je nu een paar jaar en lees vrijwel alles van je. En hoewel dat me vaak goed doet, maakt het me ook bang. Je schrijft wat ik denk, maar ik ben bang dat de duivel achter mijn gedachten zit. En niet alleen achter mijn gedachten, ook achter jouw woorden. Achter jou. Of eigenlijk: in jou.”