Paulien van Bohemen is geestelijk verzorger in een verpleeghuis. Ze tekent scènes op uit het dagelijks leven aldaar. "In het begin kwam hij nog op bezoek, maar de laatste weken zie ik hem niet meer."
Door Paulien van Bohemen
“Ik neem het mijn zoon hoogst kwalijk, dat ik hier terecht ben gekomen.” Ze zit op haar tweezitsbank met een boek op schoot. “Dat moet hij bekokstoofd hebben, samen met meneer de psycholoog. Ik zit hier helemaal verkeerd. Niemand in dit huis met wie ik een fatsoenlijk gesprek kan voeren. De andere mensen op deze gang kunnen amper praten. Of ze slaan alleen maar wartaal uit. Zo dement als een deur zijn ze.” Ze fronst haar wenkbrauwen. “Waarom ben ik uitgerekend hier beland? Het zal wel een financiële kwestie zijn, dat ik niet op een betere afdeling woon. Ik had het nooit aan mijn zoon moeten overlaten allemaal.” Met een ruk slaat ze de bladzijde van haar boek om.
“In het begin kwam hij nog op bezoek, maar de laatste weken zie ik hem helemaal niet meer. Plotseling is hij uit beeld. Nou, fraai is dat. Als hij ooit weer komt opdagen, heeft hij heel wat uit te leggen. Zomaar zijn oude moeder in de steek laten. Ik heb de dames van de zorg opgedragen hem te laten komen, maar zij zeggen, dat dat nu even niet kan. Hoezo, ‘even niet kan?’ Wat een onzin. Ik wens met respect behandeld te worden. Niet dat gelieg en gedraai.”
Ze klapt haar boek dicht en werpt het naast zich op de bank. Zuchtend pakt ze een chocolaatje en brengt het naar haar mond. Halverwege laat ze haar arm zakken. “Ik ben trouwens niet de enige. De anderen hier worden ook allemaal in de steek gelaten. Dat is hoe ze tegenwoordig met ons omgaan. Hup, stop die oudjes in een verpleeghuis en kom vooral niet langs. Opgeruimd staat netjes. Zo steekt de maatschappij dus in elkaar.”
Ze eet haar chocolaatje, legt het boek weer op haar schoot en slaat het ergens halverwege open. Dan staart ze secondelang voor zich uit. Stilte daalt als onzichtbare stofdeeltjes neer in haar kamer. Een streep zonlicht valt op haar boek. Na een poosje ademt ze diep in en blaast lang uit. “Ja en amen zeggen. Me overgeven, ook al is dat niet mijn sterkste kant. Dat is misschien mijn laatste opdracht in dit aardse bestaan. Mijn tijd braaf uitzitten, totdat het mijn tijd is.”